Hunkeren naar je eigen naam
Het aantal werken dat van de
Portugese dichter Fernando Pessoa in het Nederlands verscheen, is inmiddels
haast eindeloos geworden. Bij critici treedt een zekere vermoeidheid op, neem
ik aan, en dat verklaart wellicht de weinige aandacht die aan het (voorlopig?)
laatste deel van het oeuvre (uitgegeven door De Arbeiderspers) in (vooral) de
Vlaamse pers besteed werd. Toch las ik in het boek essentiële verzen die voor
het begrijpen van Pessoa onontbeerlijk zijn, en die af en toe ook meesterlijk
verwoord zijn. Het berijmde gedicht ‘Autopsychografie’ is daar een voorbeeld van.
De eerste strofe luidt:
‘De dichter doet
alsof.
Hij doet dat zo compleet
dat zelfs de pijn die
‘m echt trof
door hemzelf verzonnen heet.’
Het op de spits gedreven
zelfbewustzijn dat hier wordt beschreven, krijgt van de in heteroniemen (andere
namen voor dezelfde persoon) verdwaalde Portugees zijn eigen, ‘echte’ naam mee.
Deze gedichten zijn daarom orthoniemen (dezelfde naam voor dezelfde persoon).
Eigenlijk zegt Pessoa in dit en andere gedichten van het boek: ‘ik ben wel
mezelf (ik teken met mijn officiële naam), maar dat veins ik, dat vind ik uit’.
Zelfs de toegegeven identiteit wordt op losse schroeven gezet en is ‘in wezen
enkel schijn’. Ook de orthonieme gedichten getuigen van het schisma dat zich in
Pessoa’s persoon voltrokken heeft: tussen ‘ik’ (het voelen) en ‘mezelf’ (het
denken, het zelfbewustzijn) komt het nooit meer goed, en daarom neem ik mijn
toevlucht tot andere namen, en ben ik een ander, zelfs als ik in eigen naam
schrijf.
Van
die verzen onder eigen naam is al het belangrijke ‘Boodschap’ verschenen (in
2001, en vertaald door August Willemsen). Maar het totaal van het orthonieme
werk beslaat een slordige 1500 pagina’s, waaruit hier ongeveer 130 bladzijden
tot ons komen (waarvan het allerlaatste gedicht in het Engels). ‘Boodschap’
(‘Mensagem’, in 1934, één jaar voor de dood van de dichter, gepubliceerd) is
echter een speciaal gedicht omdat de toen door patriotisme gedreven (?) Pessoa
er een ideologisch boek van maakte. En omdat hij het überhaupt publiceerde, wat
met het overige werk nooit gebeurd is. Pessoa heeft die middelmatige bundel de
wereld ingestuurd omdat hij ermee wilde meedingen naar de Quental-prijs,
georganiseerd door het Sekretariaat van Nationale Propaganda. Het lijkt wel een
gag die door de dichter georkestreerd werd. Ik vermeld de bundel omdat hij zo
tegengesteld is aan de nu gepubliceerde orthonieme gedichten. Bij de publicatie
van ‘Mensagem’ schreef Pessoa: ‘Maar ik ben daarnaast, en zelfs in strijd
daarmee, nog vele andere dingen.’ Over die dingen lezen we in deze nieuwe,
tweetalige uitgave, waarin voltooide en onvoltooide gedichten opgenomen zijn in
chronologische volgorde (van 21 november 1909 tot 22 november 1935).
Pessoa hanteert hier
vele vormen, vele stijlen. Zijn poëtische behendigheid staat buiten kijf. Maar
alles staat in dienst van dezelfde thematiek die al in 1909 haarscherp verwoord
werd:
‘Ieder voelen, ieder zinnen
is verbannen uit dat land.
En liefde is geen beminnen
in dat rijk, waar mijn verstand
mijmerend is
gestrand.’
In
mijn letterlijke vertaling wordt dat: ‘Het voelen het verlangen/ Zijn verbannen
van deze aarde./ De liefde is geen liefde/ In dit land waar zwerft/ mijn verre,
vage dwalen.’ Vertaler Harrie Lemmens heeft voor een berijmde vertaling
gekozen, en dat is een legitieme keuze, die door rijmdwang soms ver van het
origineel af staat.
Men kan Pessoa gemakkelijk een compulsief dichter noemen die altijd en
overal aan het schrijven sloeg. Meer dan waarschijnlijk waren woorden voor hem
de enige plek waar hij zelfbewust (schrijvend) zijn gebrek aan invoelen (in
zichzelf) kon uiten. Een soort zelfexpressie zonder zelf. Een zoektocht naar
het zelf dat de dichter altijd weer ontglipt en ontcijferbaar is in het restant
van de schrijfarbeid, het gedicht. Dat vers is een laatste reddingsboei waarin
het gebrek aan communicatie ter sprake komt in een communicatief gebaar dat
zichzelf op allerlei wijzen saboteert. Deel en tegendeel ineen, als het ware.
En een hunkering naar het opheffen van deze tweedeling, naar een ‘eigen gedicht’,
‘Waarin ik volledig opga,
waarin ik zeg wat ik voel en wat
ik ben,
zonder bijbedoeling, veinzerij of dogma,
als
een precieze plaats, daar waar ik sta,
en waar men mij kan zien
zoals ik me ken.’
Bij een groot aantal gedichten maak ik de volgende bedenking: het feit
van het schrijven zelf (waarbij Pessoa in minimaal contact stond met zichzelf)
is vaak bijna waardevoller dan wat geschreven staat, dan het resultaat op
papier. We lezen in alles dezelfde intentie en daarvan is het gedicht het
ultieme teken. Maar de inhoud is vaak monotoon, soms zelfs clichématig. Het
genie van Pessoa komt in die eentonigheid constant tot uiting omdat het
uitentreuren tot de uitdrukking van die monotonie veroordeeld is. En dat
meestal ook op een superbe manier in sporen verwoordt.
Fernando Pessoa: Een spoor van mezelf. Een keuze uit de
orthonieme gedichten. De Arbeiderspers, Amsterdam 2019, 293 p. ISBN 9789029526456.
Vertaling uit het Portugees door Harrie Lemmens. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan