Etnische fotografie

De herdersvolkeren van de Omo vallei : Een fotografische ontdekkingsreis

door Kris van Zeghbroeck

Het zwarte hart van Afrika klopt tegenwoordig in het grensgebied van Kenia, Ethiopië en Soedan, waar de ontembare Omo rivier zich een weg baant doorheen een onherbergzaam landschap. De Zuid-Ethiopische Omo vallei is niet alleen een unieke paleontologische vindplaats van verscheidene menselijke voorouders, maar ook een gebied rijk aan natuurpracht (de Nationale Parken van Mago en Omo) dat een plaats kreeg op de werelderfgoedlijst van de Unesco.

De Omo mondt uit in het Keniaanse Turkana meer, wat maakt dat de benedenloop de Grote Afrikaanse Slenk of Riftvallei kruist, een belangrijke route voor de historische verspreiding van de menselijke aanwezigheid in Afrika. Dat is een mogelijke verklaring voor de grote verscheidenheid aan nomadische en semi-nomadische stammen die we hier in een relatief klein gebied terugvinden.

Het gebied zou duizenden jaren een kruispunt geweest zijn in de migratie vanuit alle windstreken. Toch geldt het vandaag de dag als een van de meest afgelegen Afrikaanse streken, waar de traditionele leefwijzen en riten tot in de 20e eeuw vrijwel intact werden overgeleverd.

De fotografen Hans Silvester, Gianni Giansanti en het duo Dos en Bertie Winkel documenteerden elk voor zich deze unieke, maar fragiele leefwereld voor het nageslacht. Dat resulteerde in de fotoboeken Ethiopia: peoples of the Omo valley, Afrika: een fotografische reis van een verdwijnende cultuur en Verre schoonheid.

Meteen mag het duidelijk zijn dat het voortbestaan van deze traditionele leefwereld in de 21e eeuw bedreigd wordt. Een stelling die ondersteund wordt door Jean-Baptiste Sevettes fotoboek Bilad Al-Sudan over de intussen in rook opgegane herdersstammen van de Witte Nijl. Dat kan het lot zijn van etnische groepen als o.m. de Mursi, Surma, Bume en Erbore in het spoor van de Soedanese Burgeroorlog en de Keniaanse expansiepolitiek. Stammen die al sinds jaar en dag elkaars bloed kunnen drinken, gaan elkaar nu te lijf met Kalasjnikovs i.p.v. traditionele wapens.

Toerisme vormt voorlopig nog de minste bedreiging, hoewel er al reizen aangeboden worden door dit vrij gevaarlijke gebied. Een rijzige, naakte zwarte man, met lichaamsbeschilderingen en rituele littekens, een woeste blik in de ogen en een Kalasjnikov op scherp, dreigt het cliché te worden van de laatste Afrikaanse herders en krijgers.

Een van de bekendste stammen uit de Omo vallei, de Surma, zijn essentieel veehouders, waarrond hun hele waardesysteem is opgebouwd. Ze staan onverschillig t.o.v. religie en kennen geen georganiseerd machtssysteem. Hoewel hun kudden in 1970 door een epidemie van boutvuur gedecimeerd werden en ze gedwongen werden om ook het land te bewerken, zijn koeien nog steeds het symbool bij uitstek van welvaart, aanzien en status.

De Surma leven geïsoleerd in het met wouden en savannes bedekte hoogland. Het goud dat ze daar vinden, gebruiken ze om wapens en vee te verwerven. Met die vuurwapens, afkomstig uit de Soedanese burgeroorlog, beschermen ze niet enkel hun have en goed, maar voeren ze ook oorlog met hun traditionele vijand uit het zuiden, de Nyangatom, om ze van hun vee te beroven.

De Surma behoren tot de nilotische taalgroep maar wijzen elke verwantschap met bv. de Mursi en de Me’en af. Met de Mursi delen ze het gebruik van lipschijven als verleidingsattribuut bij vrouwen. Van jongs af beschilderen de kinderen hun lichaam, in navolging van de volwassen mannen die het gebruiken om vrouwen te verleiden of vijanden af te schrikken. Het bloedmaal (een verzoeningsritueel) en de Donga (rituele stokgevechten) zijn sterk verspreide gebruiken bij de veehouders van de Omo-vallei.

De Nyangatom zijn ook van nilotische oorsprong en worden in de Amharataal Bume genoemd. Ze zijn oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Uganda en bewonen nu de zgn. Ilemidriehoek, een gebied dat continu door oorlogen wordt geteisterd. Het zijn veehouders en landbouwers die hun dieet aanvullen met krokodillen, die ze vangen met lange harpoenen aan lijnen.

Hun samenleving, opgedeeld in leeftijdsklassen komt sterk overeen met die van de Turkana. Lederen schorten en glaskralen behoren tot de basisuitrusting van de vrouwen. De mannen dragen kleien kammen als hoofdversiering. De huidkerven in de borst refereren naar het doden van gevaarlijke dieren en vijanden. De Bume zijn essentieel een volk van krijgers, die elke alliantie uit de weg gaan en continu oorlog voeren met de Surma, Mursi en Karo. De aan de Surma verwante Mursi zijn nog slechts met ruim 3000 na een lange geschiedenis van conflict en migratie. Ze leven teruggetrokken op onherbergzaam terrein en raken voortdurend slaags met de Bodi en de Hamar (die zijn dan weer elkaars rivalen en liggen in conflict met de Bume). Iemand van buiten de stam vermoorden strekt deze onverschrokken krijgers tot eer.

Daarvan getuigen de hoefijzervormige littekens op de ledematen waarmee ze elke gedode vijand afturven. Opvallend genoeg leven ze in een soort symbiose met de Kwegu; jager-landbouwers die honing, vlees, wild en riviertransport verzekeren in ruil voor bescherming en runderen voor de bruidschatten. Beide profiteren ze van deze relatie zonder afbreuk te doen aan de eigen identiteit.

En dan hebben we het nog niet gehad over de Banna, Erbore, Konso, Borana, Galeb, Karo en Hamar uit de Omo vallei. De antropoloog Paolo Navaresio neemt in Giansanti’s fotoboek uitgebreid de tijd om elk volk, de gebruiken en de onderlinge verwantschappen en verschillen te duiden. Die populair-wetenschappelijke invalshoek wordt aangevuld met Giansanti’s eigen reisverslag. Dat maakt van Afrika een veelzijdig boek dat heel wat context biedt om het uitgebreide aanbod aan kleurenfoto’s te duiden.

Dit staat in schril contrast met de luxe-cassette Ethiopia waarin Hans Silvester de stammen van de Omo vallei meer als een onlosmakelijk geheel benadert. De inleidende tekst van deel één ‘Customs and ceremonies’ geeft een globaal beeld van het leven in de Omo vallei, maar maakt weinig onderscheid tussen de verschillende stammen. Sporadische tussentekstjes geven wat duiding, voor de rest ben je op jezelf aangewezen om de verschillende groepen te duiden.

Maar waar Giansanti’s composities meer het dagelijkse leven beogen, richt Silvester zich op het portretteren van meer in het oog springende details en composities. Waar die in het eerste deel betrekking hebben op betekenisvolle gebruiken en rituelen, wordt in deel twee ‘Face and body decorations’ gekozen voor de puur esthetische kant van lichaamsdecoratie.

Het zijn de kinderen die hier de hoofdrol krijgen: van jongsaf aangemoedigd om hun lichaam met uiteenlopende kleuren en attributen te decoreren in navolging van de gebruiken van de ouderen. Ze gebruiken daarvoor as en de vulkanische klei uit de regio die een uitgebreid pallet van rode, witte en gele tinten biedt. Soms beschilderen ze zich tot twee of drie keer per dag, alsof het om een verkleedpartij gaat. Een bijzonder kunstzinnige portofolio.

Het bestaan van werken als African ceremonies van Carol Beckwith en Angela Fisher heeft andere fotografen er niet van weerhouden om met een eigen project de snel verdwijnende etnische wereld te inventariseren. Het project ‘Vanishing worlds’ van Dos en Bertie Winkel beoogt culturen, dieren en organismen die op het punt staan te verdwijnen op de gevoelige plaat vast te leggen. Sinds de jaren ’70 reist het echtpaar de hele wereld af en maakte reportages voor o.m. ‘National Geographic’.

In Verre schoonheid, haast een staalkaart van de etnische kant van hun project, belichten ze kort culturen uit Afrika, India, Zuidoost-Azië, Zuid-Amerika en Melanesië. Niet toevallig is de bijdrage over Afrika de uitgebreidste en wordt er vooral aandacht geschonken aan volkeren uit de Omo vallei en herdersvolkeren uit Kenia als de Dassanach, Maasai, Samburu en Rendille. Bertie Winkels passie voor Afrikaanse juwelen maakt echter dat een aantal afbeeldingen haast de allure van statieportretten krijgen.

Die veelkleurige wereld staat haaks op de ingetogen zwart-witfotografie van Jean-Baptiste Sevette in Bilad Al-Sudan. De met pigment ingesmeerde gezichten krijgen een haast spookachtige verschijning wat het feit dat het hier om een verdwenen herderscultuur gaat, extra in de verf zet. Sevette werkte van 1967 tot 1982 als fotograaf voor de Zwitserse missie in Soedan. Zijn jarenlange samenwerking met professor Charles Bonnet maakte dat hij met kennis van zaken verschillende etnische groepen langs de Witte Nijl kon portretteren.

Vooral de Nuer, maar sporadisch ook de Dinka, Murle en de Anuak, worden vereeuwigd in het schrale landschap. Toch zijn Sevettes afbeeldingen geen typische foto’s uit het veldonderzoek, maar artistieke pareltjes, zoals Jean Paul Barbier-Mueller in zijn voorwoord benadrukt. Stuk voor stuk composities waarvan de hardheid van het bestaan en de ziel van de gefotografeerden van af straalt.

Gianni Giansanti: Afrika : een fotografische reis van een verdwijnende cultuur, Veltman Utrecht, 2006, 503 p. : ill. ISBN 9059204344. Vert. van: Vanishing Africa. Distributie: Agora Uitgeverscentrum

Hans Silvester: Ethiopia : peoples of the Omo Valley, Thames & Hudson London, 2007, 2 dl. : ill. ISBN 0500543356. Vert. van: Les peoples de l’Omo.  Distributie: Exhibitions International

Bérénice Geoffroy-Schneiter, Bertie Winkel: Verre schoonheid, N en L [S.l.], 2006, 343 p. : ill. ISBN 9085410207. Vert. van: L’arte del corpo. Distributie: Nilsson & Lamm BV

Jean-Baptiste Sevette: Bilad Al-Sudan : the herders of the White Nile, 5 Continents Milan, 2006, [144]p. : ill. ISBN 8874393296. Distributie: Antique Collectors’ Club Ltd

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri