Poëzie

BOEKEN NR. 1, JANUARI 2020

Chris Marmenout: Het verlangen van de zee

door Yvan de Maesschalck

Woorden die tegen elkaar aanliggen en zich in elkaars warmte koesteren. Woorden waarvan de lijfelijkheid zo op het oog is vast te stellen. Je vindt ze in bijna elk gedicht van dit strak gecomponeerde debuut terug. Woorden die deel uitmaken van het lichaam dat de dichter bewoont, al bekent de ik-figuur in het openingsvers dat zij ‘woorden [heeft] om in te wonen’. Een variatie op een vertrouwd thema wellicht, waarbij me meteen Slauerhoffs ‘Woningloze’ voor de geest komt. De suggestie is hoe dan ook dat de taal van de dichter een aparte wereld vormt die weliswaar met de buitenwereld verbonden is maar ook los daarvan bestaat. De woorden zijn, behalve tot de lezer, duidelijk ook gericht tot een anonieme je-figuur:  
 
‘ook voor jou heb ik woorden klaargelegd
of wil je in een komma balanceren
in de hangmat van de tijd
wachten op een allegro?’
 
Het gaat hier onmiskenbaar om ‘une invitation au lecteur’, maar evengoed om een vragend geformuleerd poëticaal statement, om woorden die de vaart van de tijd willen stremmen en gekoesterde momenten vastzetten.
 
Elk gekoesterd moment wordt onvermijdelijk omgezet in een herinnering: ‘vandaag wordt herinnering voor morgen’. Hoe gezwind die omzetting gebeurt, klinkt in ‘Köln Warzwawa Moskwa’ zo:  
 
‘Nog voor je iemand
worden kon
ben je herinnering’
 
Ook al duikt her en der het bewustzijn op dat (oude) geliefden onder meer ‘vergeten herinneringen’ met elkaar delen, toch zijn de meeste gedichten pogingen om intens beleefde momenten te conserveren, op te slaan in een dichterlijk register. Typerend in dat opzicht is het vaak voorkomende bijwoord ‘even’, al dan niet voorafgegaan door ‘nog’ of ‘maar’. ‘Even gulzig heersen / over land, leven, twijfel’, heet het in het ballonvaartgedicht ‘Silverboy’. ‘Even mag je toeven / in een tempel tijdloze warmte’, klinkt het in ‘Adzjar Ièm’. ‘Laat licht’ wordt ‘nog even gedoogd in een wissend decor’ in ‘Ik schenk je de zee’. Zo ook ‘duurt [dromen] maar even’.  
 
‘Even’ lijkt me semantisch verwant met de kortstondigheid van een schaduw, een geur of het licht. Met iets zo onvatbaars/ontastbaars als de horizon of de vloedlijn, fenomenen die in Marmenouts poëzie herhaaldelijk opduiken. ‘Even’ is wat zich in concrete beelden en picturale stills laat vertalen:
 
‘de einder is er niet
alleen een strakgespannen blauw
waar zeilbootjes poseren
voor snelle schilders’  
 
en nog:
 
‘een stoomboot talmt nog even aan de horizon’
 
Of:
 
‘een vlinder op de schaduw
van mijn schouder’.  
 
‘Even’ doet zich voor wanneer ‘er geen later‘ is: ‘alleen dit nú / een aaibare tijd’, zoals het in ‘Terpsichore’ wordt gedefinieerd. Die nadruk op het momentane, ogenblikkelijke, onbestendige wordt mooi gespiegeld in een voorkeur voor de onvoltooid tegenwoordige tijd. En dus ‘[blijft] het ogenblik hangen / tussen rafelend licht / en een haperende winkeldeur’. Of ‘strooi ik tederheid in de sneeuw / wandel langs een lach in de rimpelige kou / een naam in mijn adem op een bevroren ruit’.
 
In fijnzinnige verzen die zich royaal bedienen van lichamelijke beeldspraak etst Marmenout zorgvuldig gevoelsgeladen impressies. De innigheid waar het (impliciete) lyrische ik naar verlangt krijgt vaak menselijke vormen: er is sprake van ‘de armen van de nacht’, ‘je blote lijf ontroerend goed’, ‘het hart van het getij’, ‘mijn uit de schoot geworpen roos’ enzovoort. Maar die drang naar verinnerlijking voltrekt zich opvallend in een statisch landschap, zeekustgebied of ‘onbetreden niemandsland’ waar dingen, personen en emoties hooguit ter plaatste bewegen. Waar ze ‘tomeloos toeven’, ‘vertoeven’, ‘talmen’, ‘dobberen’, ‘liggen’ en ‘wachten’. Waar ‘we liggen in onze lichamen / onstuimig de dood te bezweren’. En als die plek al aan verandering onderhevig is, komt het door de trage rimpeling van het zeewater. ‘En zo is het goed’: die wat clichématige gedachte zou niet alleen die van de lezer kunnen zijn, maar is ook de titel van een centraal gedicht. Het expliciteert wat zich in deze verstilde poëtische wereld schroomvallig roert:
 
een avondzon leunend tegen een verweerde muur
de golven in de branding tellen
pas geboren schuim
dat water wordt en weer niets
en weer water
 
een niet te stillen licht in je armen dragen
langs je lijf glijden
zout en zand van de vloedlijn
 
zo is het goed
langzaam weer water worden
 
Het verlangen ‘weer water’ te worden zou je kunnen lezen als een metafoor voor de hunker naar het embryonale of nog ongeborene. In tal van Marmenouts gedichten komen (on)voltooide deelwoorden en infinitieven voor die naar een overgang/transitie verwijzen. De ‘verweerde muur’ uit bovenstaand gedicht is er een voorbeeld van. En in de ‘Rivier van leven’ gaat het om ‘telkens zegevierend vloeien / naar het wezen van de bron’. Tegelijk grossiert de dichter in samenstellingen die met het prefix ver- beginnen: verpulveren, vergeten, vertoeven, verdruppelen, verbergen, verlangen, verzwijgen, verkleven, vergelen, verinnigen. Ze wijzen op een handeling of beweging die per definitie onbestendig is. Maar dat laatste zijn de gedichten van Marmenout zelf niet. Ze fluisteren krachtdadig en zelfbewust. Daarom zou ik positief willen antwoorden op de prachtig verwoorde vraag waarmee ‘Feniks’ besluit:  
 
‘zal ik je behoeden voor de versnipperde tijd
en met jou een sarabande dansen
langs de zelfkant van het fluweel?’
 
Jawel, heel graag zelfs.
 
Chris Marmenout: Het verlangen van de zee, De Vries-Brouwers, Antwerpen 2019, 88 p. ISBN 9789059276260

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

Dius

Stefan Hertmans

Kruisende lijnen

Junichiro Tanizaki

Memoires van een kip. Een Palestijnse fabel

Ishaq Musa Al-Husseini

We moeten ‘misschien’ blijven denken

Esther Jansma

Wij van de Ripetta

Thomas Lieske

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

De wens, of Het ware verhaal van Titi en Tony

Tereza Horvathova , Michaela Kukovicova (ill.)

Het is rood en rond…

Jan Jutte

Ludas en Bontje

Jan Paul Schutten, Sanne te Loo (ill.)

Wie heeft Steef opgegeten?

Susannah Lloyd, Kate Hindley (ill.)

Wij, ervoor en erna

Jenny Valentine

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri