Non-fictie

BOEKEN NR. 2, FEBRUARI 2020

Matthijs Ilsink, Bram de Klerck en Annemarieke Willemsen (red.): Het einde van de middeleeuwen. Vijftig kunstwerken uit de tijd van Bosch en Erasmus

door Christophe Van Eecke

Dit vuistdikke boek, elegant uitgevoerd en rijkelijk geïllustreerd, is een Festschrift naar aanleiding van het emeritaat van Jos Koldeweij, een van de toonaangevende onderzoekers op het gebied van de vroegmoderne kunst en cultuur in de Lage Landen en onder meer vermaard voor zijn onderzoek naar Jheronimus Bosch en naar pelgrimstekens en insignes. Het boek brengt vijftig korte essays samen die elk in wezen een miniatuurstudie vormen over een bepaald object. Hierin volgt het boek de microhistorische aanpak die de voorbije decennia aan belang en populariteit heeft gewonnen in het (kunst)historisch onderzoek en die ook voor het werk van Koldeweij van groot belang is geweest.
 
Microhistorie is een aanpak waarbij objecten worden begrepen als onderdeel van een zeer specifieke culturele context. Het micro-element ligt dan in het feit dat de onderzoeker het object probeert te begrijpen door het terug te plaatsen in een zo gedetailleerd mogelijk ingevulde reconstructie van zijn oorspronkelijke context, heel precies bepaald in ruimte en tijd, en waarbij ook veel aandacht uit gaat naar hoe het object in die context functioneerde, hoe het werd gebruikt, en welke betekenissen het had. Dit maakt het mogelijk om zo dicht mogelijk te komen bij een bewustzijn van en inzicht in de eigenheid van het object, en daarmee ook zijn rijkdom. Het is de meest doorgedreven manier om te proberen vat te krijgen op de alledaags beleefde werkelijkheid van het verleden, voorbij de vitrines van het museum.
 
De vijftig collega’s en vrienden van Koldeweij die elk een bijdrage leverden, hebben uiteenlopende belangstellingen, waardoor het spectrum van dit boek zeer breed is. De gemene deler is de vroegmoderne tijd: het tijdperk van Bosch en Erasmus. Maar daarbinnen is het panorama wijds en kan de lezer opstellen vinden over gravures van Dürer, relieken, schilderijen van zowel grote meesters (Bosch, Jan Provoost) als anonieme, alledaagse objecten, of latere herevaluaties en artistieke dialogen met het vroegmoderne erfgoed (tot Tuymans toe). Dit betekent ook dat een niet gering deel van de opstellen zich in wetenschappelijke discussies situeren die vaak zeer specialistisch zijn en in eerste instantie van belang zijn voor wie zich professioneel met die regio, dat object, of dat aspect van de vroegmoderne cultuur bezighoudt. Het boek is dan ook samengesteld als een wetenschappelijke bundel.
 
Toch is men ook de gewone lezer niet uit het oog verloren. Om vijftig opstellen in een boek te bundelen, is de auteurs slechts een korte afstand gegund waarbinnen zij hun verhaal kwijt kunnen. Bijgevolg zijn de meeste opstellen helder en puntig geschreven. Terwijl ze enerzijds wetenschappelijk relevant willen zijn, doen ze ook zeer veel inspanningen om hun onderwerp aan de lezer te presenteren. Hierdoor kan men bijvoorbeeld zeer interessante korte inleidingen vinden in het belang van pelgrimstekens voor de studie van de vroegmoderne volkscultuur (een belangrijk onderwerp voor Koldeweij zelf), bepaalde iconologische tradities (zoals fabelwezens), de kernmerken en betekenissen van kerkmeubilair, of andere onderwerpen die mogelijk obscuur of weinig opwindend lijken maar hier net zeer fris en toegankelijk worden gepresenteerd. Een object kan op zich banaal lijken, een goede onderzoeker weet er altijd een boeiend verhaal over te vertellen. Het komt er alleen op aan de juiste soort vragen te stellen.
 
Binnen de microhistorie is de juiste soort van vragen net die soort die het mogelijk maakt om een verhaal te vertellen over de cultuur waarin een object een levend object was. Het schilderij, het boek, de reliek, het insigne, het opschrift: het zijn evenzoveel sleutels die een mogelijke inkijk bieden in een cultuur die enerzijds heel ver van ons af staat, maar anderzijds net heel herkenbaar kan worden in haar menselijkheid van zodra wij ons, met de hulp van de onderzoeker, in de reconstructie van haar dagelijkse werkelijkheid kunnen begeven – althans virtueel en met enige inleving. Dat dit soort onderzoek vaak iets weg heeft van een speurtocht à la Sherlock Holmes biedt ook perspectieven om met een boeiend verhaal de gewone lezer te bereiken.
 
Kortom, een algemene inleiding op de kunst en cultuur van de vroegmoderne periode vindt men hier niet; wat het boek wel biedt, is een rijke keur aan inkijkjes in het wonderlijke en toch (met name voor henzelf) zeer alledaagse universum van onze vroegmoderne voorouders. De inzichten zijn regelmatig verrassend, en de auteurs weten vaak veel inzicht te puren uit wat op het eerste zicht onooglijke of weinig opwindende sporen mogen lijken. Daarbij gaan ze heel secuur te werk (nog een typische vereiste van microhistorisch onderzoek) en weten ze hun bevindingen spannend, levendig en soms zelfs met enige panache te presenteren. In die zin vervult dit boek dan ook zonder enige (zichtbare) moeite zijn drievoudig doel: een wetenschappelijke bundel van hoog niveau, een proeve van historische studie voor een algemeen geïnteresseerd publiek, en een rijkgeschakeerd afscheidsgeschenk voor een eminent collega.
 
Matthijs Ilsink, Bram de Klerck en Annemarieke Willemsen (red.): Het einde van de middeleeuwen: Vijftig kunstwerken uit de tijd van Bosch en Erasmus, Vantilt, Nijmegen 2019, 364p. ISBN 9789460044731 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri