Van de
autobiografische Kopenhagen-trilogie van de Deense auteur Tove Ditlevsen (1917-1976)
is nu het tweede deel verschenen. In het eerste boek, Kindertijd, schreef ze sprankelend, melancholisch en ongenadig over het opgroeien in
een arbeidersgezin na de Eerste Wereldoorlog in Kopenhagen. Werkloosheid,
armoede, alcoholmisbuik en geweld waren de regel. Haar liefde voor literatuur
en schrijven was toen reeds ontloken.
In het tweede deel, Jeugd,
schrijft ze over haar ervaringen als tiener. Reeds op de leeftijd van vijftien
jaar gaat ze werken. Ze helpt in de huishouding, kuist en wast af in een
pensionaat, werkt in een magazijn en later op een kantoor. Ze wil het huis uit
en alleen wonen, zoals haar oudere broer, maar daarvoor moet ze wachten tot ze
achttien is. Van studeren is in het arbeidersgezin al helemaal geen sprake. Een
donkere sfeer blijft over het leven van de jonge Tove hangen. Aan het begin van
het boek schrijft ze:
‘Ik zit constant te bedenken hoe ik uit dit troosteloze
bestaan kan ontsnappen. Ik schrijf geen gedichten meer, want er is niets in
mijn dagelijkse leven wat me inspireert. Ik ga ook niet meer naar de
bibliotheek.’
Ze
vindt het leven saai en denkt met treurnis aan haar ‘afwisselende en
avontuurlijke kindertijd.’ Behalve de luizige, onderbetaalde baantjes die ze
heeft, wordt ze ook geconfronteerd met het lijden en overlijden van zieke
familieleden. Vrolijk is ze niet:
‘De dood is niet eens rustig inslapen zoals ik ooit dacht.
Hij is wreed, lelijk en hij stinkt. Ik sla mijn armen om mijn lijf en ben blij
dat ik jong en gezond ben. Verder is mijn jeugd niet meer dan een defect en een
belemmering waar ik zo snel mogelijk vanaf wil.’
Als compensatie gaat ze soms
uit, maar ze mist altijd het leukste deel omdat ze al om 22u terug thuis moet
zijn. Ze heeft vriendjes maar enthousiast is ze niet: ‘Als ik een vriendin had,
zou het zoveel eenvoudiger als gezelliger voor me zijn, maar die heb ik niet
meer en dus is Erling beter dan niets.’ Op een blauwe maandag verlooft ze zich
zelfs, maar die vroege verloving springt al snel af. Kortstondig probeert ze
wat plezier te vinden in amateurtoneel.
Ondertussen hangt de dreiging
van de Tweede Wereldoorlog in de lucht. Hitler is in Duitsland aan de macht
gekomen, de Rijksdag wordt in brand gestoken met als gevolg de bekende discussie
tussen zij die van mening zijn dat de communisten de brand hebben aangestoken en
anderen, zoals de socialistische vader van Tove, die zeker zijn dat de
fascisten dat zelf hebben gedaan. Het daagt Tove dat ze met haar gedichten entartete
Kunst maakt. Ze gaat werken bij een vrouw in wier woonkamer een portret van
Hitler hangt en die met vriendinnen soms het Horst Wessellied zingt. Tove wordt
aan de deur gezet omdat ze geen enthousiasme kan opbrengen voor het nazisme.
Haar literaire
ambities komen langzaam weer tevoorschijn. Uit het eerste deel van de trilogie weet
de lezer dat Tove een tegenvaller had te verwerken: een redacteur vond haar
gedichten te volwassen en wou ze daarom niet publiceren. Ditlevsen: ‘Ik had koudwatervrees
gekregen en durfde me niet bloot te stellen aan eventuele teleurstellingen.’ Niettemin
komt ze in contact met mijnheer Kroch, een man die handelt in antieke boeken.
Ze mag zijn boeken lenen en leert zo Baudelaire kennen. Bovendien heeft de man
interesse in haar gedichten. De eerste gedichten stellen niet veel voor, maar toch
zit er iets in dat van haar een dichter zou kunnen maken. Jammer genoeg is het
huis waar Kroch woont plots gesloopt en is Toves oudere vriend spoorloos. Later
leert ze de redacteur Viggo F. Møller kennen. Hij zorgt voor de publicatie van
haar eerste gedichtenbundel: ‘Nu kan het niet meer ongedaan gemaakt worden. Het
is onomkeerbaar. Het boek zal er altijd zijn, hoe mijn lot zich ook verder zal ontwikkelen.’
In Jeugd snijdt
Ditlevsen dezelfde thema’s aan als in het eerste deel van de trilogie: de
bittere armoe tegen een schrikwekkende politieke achtergrond en de onbedwingbare
drang om te lezen en te schrijven. Op stilistisch vlak houdt ze dezelfde
heldere, precieze en vloeiende lijn aan die bij momenten sprankelend poëtisch
is en contrasteert met de rauwe werkelijkheid van haar leven. Nu is het
uitkijken naar het derde deel van het drieluik, Afhankelijkheid, dat een
relaas is van haar mislukte huwelijken en verslavingen aan alcohol en
medicijnen.
Tove
Ditlevsen: Jeugd, Das Mag, Amsterdam 2020, 195 p. ISBN 9789493168480. Vertaling
van Ungdom door Lammie Post-Oostenbrink
deze pagina printen of opslaan