Bert Sliggers,
die al langere tijd onderzoek doet naar de geschiedenis van de pornografische
literatuur in de Lage Landen, biedt ons in zijn nieuwste boek een brede inkijk
in de seksuele onderwereld van het literaire bedrijf in Nederland in de eerste
helft van de vorige eeuw. De aanleiding voor zijn onderzoek zijn de escapades
van André en Henri Taurel, twee broers die zich vanaf de jaren 1930 in het
vizier van de Nederlandse politie wisten te werken door bij aanhoudende
herhaling en zonder enig perspectief op beterschap hun boekhandels te gebruiken
als weinig verdekkende dekmantel voor de handel in schunnige publicaties en
foei-blote foto’s. Op basis van uitgebreid archiefonderzoek brengt Sliggers
naar aanleiding van de processtukken betreffende de broers een hele onderwereld
van clandestiene publicaties en hun handelscircuits in kaart.
Indien het niet allemaal echt
gebeurd was, zou je het niet geloven, want Sliggers schildert een breed palet
waarin niet alleen de broers Taurel maar een heel netwerk van boekhandelaars,
uitgevers en individuele pornoproducenten hun waren zowaar op het Spui en op
andere zeer zichtbare locaties aan de man brachten met een roekeloosheid die
men niet zou verwachten van een clandestien circuit. Nadat hij de twee broers
heeft geïntroduceerd, trekt Sliggers hoofdstuk na hoofdstuk het perspectief verder
open om het netwerk uit te tekenen waar de broers deel van uitmaakten en het
soort publicaties in kaart te brengen dat daarin circuleerde (vunzige of
mondaine tijdschriften met dubbelzinnige zoekertjes; goedkope romannetjes al
dan niet geïmporteerd uit Duitsland, Frankrijk of Oostenrijk, professioneel
gedrukt of in de achterkamer gestencild; pseudo-wetenschappelijke
seksuologische en antropologische studiën in een, twee of meer delen; colportageliteratuur;
fotoboekjes; losse foto’s; stoute filmpjes; dat alles zowel hetero als homo en
met mens, kind en dier). Hij reconstrueert ook in detail hoe de autoriteiten
vaak met horten en stoten een plan van aanpak ontwikkelden om de stroom van vieze
boekjes in te dijken – met vaak pijnlijk weinig succes, al komen we dankzij
deze kant van het verhaal wel in contact met instituten met zo kleurrijke namen
als (hou je vast) het Nationaal Comité tot Bestrijding van den Handel in
Vrouwen en Kinderen.
Doorheen het boek ontstaat een coherent beeld van een doorheen Europa
vertakt netwerk van producenten, handelaars en klanten die samen een
gigantische hoeveelheid aan schunnige literatuur lieten circuleren terwijl de
autoriteiten, mede gehinderd door een gebrekkige definitie van wat als
aanstootgevend kon gelden, er een beetje op stonden te kijken. We leren hoe de
politie niet alleen streng optreedt, maar ook onderhandelt met handelaren en
klanten in de hoop de zondvloed aan vuilschrijverij in te dijken, hoe bijna
niemand in dat circuit ooit zijn leven betert, en hoe de onstuitbare vraag uit
alle lagen der bevolking de toestroom aan dergelijk materiaal even onstuitbaar
op gang houdt. Daarbij mogen we vaak meelezen in oude politierapporten, briefwisseling
of getuigenverslagen. Het verhaal wordt bovendien bevolkt door een keur aan
kleurrijke personages. De conclusie kan niet anders zijn dan dat er niets
nieuws onder de zon is en dat men honderd jaar geleden al even gretig aan de
porno zat als vandaag, en met niet minder variatie in het aangeboden spectrum
van voorkeuren, perversiteiten, fetisjen en seksuele variaties. Ook de
gretigheid waarmee moraalridders van alle slag (en niet het minst de vlijtig
boekverbrandende nazi’s) dit soort literatuur willen uitroeien is van alle
tijden: onze huidige taalcodes en voorschriften van wat je allemaal wel en niet
mag zeggen, tonen of doen in de les, in de kunst, of op de sociale media op
straffe van publiekelijke shaming is slechts de recentste variant van
dezelfde zuiveringsdrift.
Het moet daarbij gezegd dat de ondertitel van het boek een
beetje misleidend is. Het wekt immers de indruk dat het hier in eerste
instantie een studie-annex-biografie van de broers Taurel betreft. Maar zij
zijn eerder de casestudie die aanleiding geeft tot een breder onderzoek. Nadat
de broers ons in de inleiding en het eerste hoofdstuk zijn voorgesteld,
verdwijnen ze ook weer uit beeld om plaats te ruimen voor de culturele
achtergrond: het inkleuren van het nationale en internationale netwerk van
pornotrafiekanten. Pas in de laatste hoofdstukken keren we terug naar de broers
Taurel, en dan met name om hun uiteindelijke snelle neergang en nogal treurige
dood in de verf te zetten. Daarbij kan er nooit veel twijfel over bestaan dat
het enigszins vieze mannetjes waren die van zedenbederf met grote gretigheid
hun beroep maakten – al moet gezegd dat dit boek al bij al een sympathiek
verhaal vertelt; het is te zeggen: als lezer voelt men zich volledig aan de
kant van de vuilmarchanten geschaard die met passie en overgave een
clandestiene handel drijven tot meerdere eer en glorie van ’s lands onderbuikse
genot.
Sliggers
heeft met deze studie een zeer belangrijke lacune in de culturele
geschiedschrijving gevuld, vooral omdat hij het hele netwerk zo nauwgezet in
beeld brengt op basis van nieuw bronnenonderzoek. Hij doet dat in een helder en
vlot verteld verhaal dat leest als een roman. Tegelijk zorgt de annotatie
achterin ervoor dat alles ook wetenschappelijk verantwoord is. Het is dan ook
jammer dat dit boek in het Nederlands verschijnt, want dit beperkt het publiek:
net omwille van de brede Europese vertakking van het pornografische netwerk is
deze publicatie ook relevant voor een internationaal publiek van zowel vorsers
als meer algemeen geïnteresseerde lezers. Tenslotte is het geheel ook nog eens
zeer rijkelijk geïllustreerd – met onder meer een fraaie en omstandige katern
kleurenafbeeldingen. Kortom: een boek waar de serieuze student van de
geschiedenis van de pornografie evenmin als de serieuze liefhebber van het
genre (of de verzamelaar van oude erotica) omheen kan.
Bert Sliggers: De zedeloze jaren 30: De gebroeders Taurel
en de handel in erotica, Boom, Amsterdam 2020, 262 p. ISBN 9789024434121
deze pagina printen of opslaan