Wie dichten en
gedichten onder de knie wil krijgen, kan terecht bij een tweede deel in de
reeks ‘woorden temmen’. In dezelfde spitse boekvorm als 24
uur in het licht van Kila & Babsie verscheen Van kop tot teen met Charlotte Van den Broeck en Jeroen Dera. Zij
is dichter en performer, hij literatuurwetenschapper en docent; samen
verzamelden zij dertig gedichten, die ze op allerlei manieren onder de scanner
leggen, met reflecties op hun eigen leeservaring, ‘lees’-, ‘denk’-, ‘doe’-,
‘schrijf’- en ‘weet’-opdrachten. Het resultaat is weerbarstiger dan het eerste
boek, maar ook erg rijk en gevarieerd. Met dit deel mikken de makers dan ook op
een wat ouder publiek. Aan die leeftijdsaanduiding op de achterflap –
‘poëzie-doe-boek voor jongeren en volwassenen vanaf 14 jaar’ – mocht gerust ook
poëzie-ervaring worden toegevoegd: enige ervaring in het poëzielezen verhoogt
vast het plezier.
Net als bij Kila & Babsies boek worden lezers getrakteerd op een brede
selectie gedichten, die hier op een of andere manier aansluiten bij het lichaam
of lichamelijkheid: van kop tot teen. Poëzie kun je immers, zo zeggen de
samenstellers terecht, ‘met je hele lichaam lezen’. De keuze om de gedichten
dan ook op te hangen aan lichaamsdelen en te rangschikken volgens
lettercombinaties die naar DNA verwijzen, maakt de inhoudstafel echter nodeloos
complex. Wie zich al enigszins geïntimideerd voelt door poëzie, stoot bij die
extra DNA-laag mogelijk op een onnodige barrière.
Enigszins in tegenspraak met hun
voornemen lichamelijk te lezen, verglijden Van den Broeck en Dera vervolgens in
reacties die geregeld net erg door het hoofd gestuurd lijken te zijn. Zo
verwijst Jeroen Dera naar specifieke woorden waar je zo overheen zou kunnen
lezen, net omdat ze moeilijk of gelaagd zijn, zoals ‘assen’ in het
openingsgedicht ‘Experiment IX’ van Han van der Vegt, of ‘tellurische’ in ‘de
rivier’ van Lucebert. Op andere momenten treft hun persoonlijke impressie wel
goed hoe een eerste, lijfelijke ervaring van poëzie kan aanvoelen, bijvoorbeeld
wanneer zij een vraag of zin uit het gedicht aangrijpen om aan persoonlijke
ervaringen te refereren.
Die vermeende tegenstelling tussen lezen met hoofd of lijf
is dan ook zonder twijfel een valse. De culturele referenties in hun reacties
op de poëzie illustreren bovenal hoe zij beiden literatuur ademen. Elke lezer heeft
een persoonlijke leesgeschiedenis opgeslagen en put uit een reservoir van
kennis en ervaringen, die allemaal meespelen bij het lezen van literatuur. Voor
een boek als dit zit de belezenheid van deze twee straffe poëziekenners soms
enigszins in de weg. Anders dan in het eerste deel reageren Van den Broeck en
Dera ook niet samen op de gedichten. Hoe summier de wisselwerking tussen Kila
en Babsie vaak ook was, zij maakte duidelijk hoe uiteenlopend een gedicht kan
worden ontvangen. Ook bleven zij in hun opdrachten dichter bij het gedicht,
terwijl er in Van kop tot teen vaak
een laag tussenschuift, die lezers uitdaagt om door de lens van een bepaalde
denker of theorie opnieuw en anders naar het gedicht te kijken.
Zo wordt de
weerbarstigheid van dit boek echter ook de kracht: geïnteresseerde jongeren en
volwassenen vinden hier zo veel wegwijzers naar andere, uitdagende literatuur
en nieuwe perspectieven, dat ze nog lang door poëzie kunnen dolen.
Charlotte Van den Broeck en Jeroen Dera: Woorden temmen:
Van kop tot teen met Charlotte Van den Broeck en Jeroen Dera, Grange Fontaine
2020, 208 p. : ill. ISBN 9789082139532
deze pagina printen of opslaan