Niemand die stilstaat bij de vanzelfsprekendheid waarmee de menselijke
soort voor zichzelf het privilege opeist om die andere levenssoort op aarde – de
dieren - te ketenen, te fokken, en vervolgens op een brutale manier te slachten
en op te eten. Alsof zulke eet-hiërarchie niet méér dan vanzelfsprekend is.
Laten we dit dogma even op losse schroeven zetten, oppert de Argentijnse auteur
in dit macaber verhaal. Stel: de dieren zijn het slachtoffer geworden van een
kwaadaardig virus en mogen niet langer gegeten worden. Dan moeten de mensen een
oplossing vinden voor hun behoefte aan vlees (zeker Argentijnen, de carnivoren
bij uitstek). En dus richt de mensheid zich op de eigen soort. Een selectief
kannibalisme zou zich kunnen aandienen, inclusief fokbedrijven en slachterijen
naar het model van de vroegere veeteelt. Vanuit de discutabele idee dat vlees
uiteindelijk vlees is, waar het ook vandaan komt.
Het verhaal wordt opgebouwd
rond ene Marcos Tejo, rechterhand van de baas van een zogeheten
‘verwerkingsbedrijf’ van menselijk vee. Zijn opdracht bestaat in het ophalen
van de bestellingen voor ‘hoofden’ (want het woord ‘mensen’ is door de overheid
geschrapt) en het opleiden van nieuwe medewerkers. Marcos vervult met lichte
tegenzin wat hem wordt opgedragen want, hoe bedenkelijk ook, hij heeft de job
nodig om zijn seniele vader te onderhouden. Maar vooral is hij iemand ‘die met een
gat in zijn hart door het leven gaat’, vanwege zoontje verloren, en in de
nasleep daarvan ook zijn vrouw. In het eerste deel van de roman volgen we hem
op zijn rondgang bij de onderscheiden nevenbedrijven – een gelegenheid voor de
auteur om het weerzinwekkende karakter van de hele handel te etaleren en
tegelijk de vage twijfels van Marcos in de verf te zetten. Het tweede deel
toont hoe de man met zijn trauma’s aan de slag gaat en poogt te neutraliseren –
waarbij hij toch finaal overstag gaat, revelerend, als puntje bij paaltje komt,
wat voor soort wezen de mens eigenlijk is.
Doorheen het ganse verhaal
schopt Bazterrica tegen zowat alles aan wat in haar ogen de hedendaagse mens verfoeilijk
maakt en hem doet flirten met zijn eigen nakende ondergang. Badinerend langs de
hotspots van de mondiale waanzin stoot zij zich niet aan één afzonderlijke steen,
haar ergernis klikt zij vast aan het hele gamma
aan anomalieën die de ontmenselijking dichterbij brengen: de overbevolking,
ongelijkheid, het egoïsme, de regelneverij, de veralgemeende oppervlakkigheid, vrouwenonderdrukking,
dierenmishandeling, en ga zo maar verder. Eén van Marcos’ afnemers formuleert
het in een zeldzaam filosofisch moment als volgt: ‘Per slot van rekening eten
we elkaar al zolang als de wereld bestaat. Als we elkaar niet symbolisch
verslinden, dan wel letterlijk’. Symbolisch gebeurt dat door de anderen constant
in te zetten voor eigen profijt, letterlijk (in haar roman) door de regels te
volgen van de ‘Transitie’, het van bovenaf gestuurd politiek systeem om de
slachtingen te dirigeren. Morele bezwaren zijn niet aan de orde, want ‘de mens
is een complex wezen: laagheden, tegenstrijdigheden en grootsheden’; deze
leiden tot praktijken die, toegegeven, weliswaar gruwelijk zijn, maar ‘het is
geweldig dat we onze excessen accepteren, dat we onze primitieve essentie
omhelzen’. Of anders gezegd, zoals een van de goeroes van het systeem het cynisch
verwoordt: ‘Dankzij de Transitie hoeven we onszelf niet meer te verloochenen’.
Het is me
wat. Zonneklaar is wel dat Bazterrica weinig opheeft met de huidige gang van
zaken op onze planeet. De kannibalistische setting mag dan wel als erg extreem
overkomen, en dat is natuurlijk ook zo, maar extreme toestanden zoals die zich vandaag
continu aftekenen op onze aardbol vergen nu eenmaal schokeffecten om gekeerd te
worden: daar mikt zij op (hoop ik toch). Bazterrica wil in de eerste plaats niet
een onheilsprofeet zijn, maar een klokkenluider. Je leest dit verhaal vol
gruwelijkheden dan ook niet als een sensationele dystopie, maar als een wake-up call. Bij het lezen ga je onwillekeurig
nadenken over de ongerijmdheden binnen onze samenleving: de honger, de
mensenhandel, de rush naar de top, en die confrontatie wordt
wellicht de heilzame reddingsboei die we nodig hebben.
Alleen al door zijn ijzige thematiek
is dit een absoluut opmerkelijk verhaal geworden dat hoe dan ook haarfijn de disruptie
blootlegt die onze hedendaagse samenleving maakt tot wat ze vandaag geworden is.
In al zijn buitenissigheid heb je vreemd genoeg nooit de indruk dat het verhaal
over the top is. Dat komt door het
procedé dat Bazterrica hanteert. Haar zinnetjes zijn gebald en komen op je af als gehakt
stro. Ze interpreteert niet, ze notuleert enkel wat het ondenkbare kan
teweegbrengen. En bovenal: ze presenteert het hele relaas in de tegenwoordige
tijd, de ‘nu’-tijd. Dat zorgt ervoor dat je je niet een afstandelijke getuige voelt
van ‘iets dat ooit gebeurde’, maar meegezogen wordt in een verhaal dat betrekking
heeft op vandaag, en dat vanwege zijn dodelijke ernst appelleert aan eenieder.
Ter wille van onze gehavende essentie.
Agustina
Bazterrica: Schitterend lichaam, Atlas Contact, Amsterdam 2020, 222 p. ISBN
9789025470104. Vertaling van Cadáver exquisito door Heleen Oomen. Distributie
VBK België
deze pagina printen of opslaan