In het nawoord bij de Nederlandse uitgave
van de roman schreef Arnold Zweig:
‘Niet Jacob Israël de Haan
wordt bedoeld, wanneer ik de Vriendt schilder, ik heb slechts een schaduw van
hem afgeleid die ik, net als alle andere personages in mijn boek, met mijn
eigen bloed en geest heb gevoed. Toch hoop ik dat door dit boek voelbaar wordt
hoe het mensen als Jacob Israël De Haan tijdens hun leven te moede kan zijn
geweest, en dat het bijdraagt tot een rechtvaardiger beoordeling van dergelijke
gespleten geesten, ook in het kamp van hun politieke tegenstanders en bij
degenen die aanstoot aan hem namen toen hij nog in zijn vaderland op
Nederlandse bodem rondliep, als een tijdgenoot die moeilijk in die burgerlijke
wereld viel in te passen.’
En in 2015 vatte Jan Fontijn, de auteur van de tot nog toe
volledigste en omvangrijkste biografie van Jacob Israël de Haan, een
vergelijkbare beoordeling mooi samen in de titel: Onrust (De Bezige Bij). Het huidige boek is
een nieuwe, vlot leesbare vertaling uit het Duits door Jantsje Post en Lilian
Caris van Zweigs roman, die in 1932 in Berlijn verscheen, slechts een paar
maanden vóór Hitler en de nazi’s aan de macht kwamen.
Arnold Zweig (1887-1968) was een Poolse Jood die in 1927 bekend
werd met Der Streit um den Sergeanten
Grischa, een roman over de Eerste Wereldoorlog zoals bijvoorbeeld Van het westelijk front geen nieuws van Erich Maria Remarque, maar met de
scherpe ironie van De lotgevallen van de
brave soldaat Švejk van Jaroslav Hašek. Als seculier zionist werd Zweig
gefascineerd door de controversiële figuur van de Nederlandse dichter en
orthodox religieus tegenstander van het wereldse zionisme Jacob Israël de Haan,
die in 1924 op bevel van de zionistische leiding in Jeruzalem vermoord werd.
In het
begin werd de aanslag toegeschreven aan Palestijnse notabelen die geschokt en
vernederd zouden geweest zijn door de verhouding van De Haan met een Arabische
knaap, maar het duurde niet lang vóór de waarheid aan het licht kwam. De
verschillende aspecten van het inderdaad onrustige leven van de dichter (een
voormalig zionist die radicaal met het dominante zionisme breekt, een
diepgelovig man die tegelijkertijd worstelt met zijn religieuze twijfels én
zijn mateloze, onweerstaanbare liefde voor zijn Arabische leerling en vriend,
een Jood die gelooft in een duurzame samenwerking tussen Joden en Arabieren)
leverden de stof waarmee grote romans geschreven kunnen worden. Wanneer je daar
nog eens de ambivalente figuur van de Britse geheim agent Mr. Lolard B. Irmin
aan toevoegt, een intelligente speurder, die zijn professionele Britse
loyaliteit en zijn duidelijke sympathie voor de zionistische zaak wist te
combineren met zijn vriendschap voor De Vriendt/De Haan en zijn respect voor de
Arabische cultuur, zit je tegelijkertijd in een politieke thriller die aan de
beste romans van John Le Carré doet denken.
Waarmee ik wil zeggen dat dit ondanks de overvloed aan boeiende thema’s
die hier met elkaar vervlochten worden een meeslepend verhaal geworden is dat
in meer dan één opzicht bijzonder actueel blijkt te zijn gebleven. De volgende
passage is niet alleen typisch voor de stijl van Zweig, maar ook voor zijn
genuanceerde beschrijving van de toen al complexe situatie in het Britse
mandaatgebied Palestina:
‘Overal gebeuren wonderlijke dingen, gruwelijke en
heldhaftige. Arabische mannen uit het dorpje Soer Baher brengen bevriende
Joodse buren die bij hen waren ondergedoken veilig thuis in Jeruzalem – en
worden op de terugweg door een Britse patrouille doodgeschoten. Op de moord op
Joden door onbekende Arabische daders volgt bloedwraak: de moord op Arabische
gezinnen door onbekende Joodse daders. Een geleerde Britse Jood die van de
rente van zijn vermogen intelligente Arabische jongeren heeft laten studeren en
hartstochtelijk aan de verheffing van het geestelijke leven van zijn
islamitische medeburgers werkt wordt door zijn Arabische chauffeur een
bewapende protestdemonstratie in gereden en aan de zijde van zijn secretaris in
het hart gestoken: die secretaris overleeft het alleen dank zij de tarboesj de
hij draagt. Joodse arbeiders verdedigen een moskee tegen Joodse aanvallers.
Arabische vrouwen beschermen Joodse grijsaards tegen de messen van Arabische
jongens. Dat is de chaos van de burgeroorlog in al zijn gruwelijkste
onberekenbaarheid; hij breekt uit en dooft weer, laait nu eens hier, dan weer
daar op, dagen, soms uren, elders wekenlang. In elk geval stokt het land de
adem in de keel; onder Brits bewind, een beschaafd land, en nu overal moord,
verwondingen, roof en brand!’
Het is behoorlijk ontmoedigend, wanneer je bedenkt dat deze
passage een toestand van een eeuw geleden beschrijft.
De
roman, eerst uitgegeven in de woelige periode vóór Hitlers machtsovername en
dan opnieuw in de DDR, waar Zweig zich gevestigd had, werd koel onthaald door
de vooroorlogse bewakers van de fatsoenlijke moraal, door de nazi’s uit de
rekken verwijderd als decadent Joods schrijfsel, door de zionisten veroordeeld
als nestbevuiling (Een echte zionist mag zo’n boek niet schrijven) en, ten
slotte, door de partijcritici van de DDR als té pro-zionistisch beoordeeld.
Vandaag, nu
de nazi’s verslagen werden en de moraalridders op hun plaats gezet, nu de DDR
verdwenen is en men in zionistische kringen geconfronteerd wordt met de
kritische benadering van de eigen geschiedenis door de ‘nieuwe historici’,
lijkt een perfect moment te zijn om een dergelijke geladen, maar uitermate
genuanceerde roman voor de derde en goede keer te lanceren.
Arnold Zweig: De Vriendt keert
terug, Cossee,
Amsterdam 2020, 294 p. ISBN 9789059363939. Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan