De zware
sluier van het taboe
In 2008 staat
Antoine voor het eerst aan het graf van zijn oudoom, in Chanterelle. Armand
Lachalme, tweelingbroer van Antoines grootvader Paul, was vijf toen hij stierf.
Antoines zonen – eveneens een tweeling – zijn nu vijf jaar oud. In de
familiegrafkelder ligt de stilte van afwezigheid begraven. Hun leven lang
hebben moeder, vader en zoon Lachalme elkaar gemeden. Gedurende drie generaties
ging de familie met een grote boog om het verleden en het doodgefolterde kind
heen. Op Armands leven en dood rustte een taboe.
Het verhaal van de zoon,
de jongste, deels autobiografische roman van de Franse Marie-Hélène Lafon
(1962), begint honderd jaar eerder in de Cantal. In 1908 heerst bij de
Lachalmes grote bedrijvigheid. Als een kleine Proust loopt de vijfjarige Armand
kriskras door de kamers van het huis in Chanterelle, snuift vertrouwde geuren
op, kijkt naar de gebaren van grote mensen, luistert naar zinnetjes die hij
niet begrijpt. Op een ochtend loopt hij, zoals gewoonlijk met een grote boog om
vader heen, door een gang vol licht. Tweelingbroer Paul slaapt nog. Verblind
door het licht holt Armand opgewonden de keuken in, waar Antoinette in de weer
is. Armand houdt van de voskleurige dienstbode, die voor alles een oplossing
heeft en aardbeien voor hem meebrengt. Dan gebeurt het vreselijke: ten huize
Lachalme breekt bruusk een tak af, een gebeurtenis die de familiestamboom
ernstig zal traumatiseren.
Volgt een reeks ingewikkelde sprongen in de tijd. Wat is
nu, wat is toen? Wie verhoudt zich op welke manier tot wie? Het lineaire van de
tijd wordt bruusk onderbroken door de dood van Armand. Levens, jaartallen,
namen lopen jammerlijk door elkaar. In dat kluwen van relaties reikt Lafon
mondjesmaat fragmenten van een complexe genealogische puzzel aan, door nu en
dan een datum of een leeftijd te vermelden. De lezer moet zelf, voorwaarts en
achterwaarts in de tijd, over vier generaties heen, berekeningen maken, wil hij
achterhalen wat waar wanneer gebeurde in de geslachten Lachalme en Léoty.
Op zijn zestiende heeft Paul Lachalme last van koude
voeten. In de studiezaal op school draagt hij onder zijn kniekousen de sokken
die zijn moeder heeft gebreid. Hij kan nauwelijks wachten om in het leger te
gaan. Maar een held zal hij niet worden: de oorlog is net gedaan. Weemoedig
denkt Paul aan het huis in Chanterelle. Daar wordt hij met warme baden verwend;
op school moet hij zich wassen met gesmolten ijs. Hoe kan hij de leegte
opvullen die zijn overleden tweelingbroer in hem achtergelaten heeft? Op een
dag belandt Paul met ontstoken bronchiën op de ziekenboeg. Een zekere
mademoiselle G. Léoty ontfermt zich over hem.
Een kwart eeuw later is André
Léoty aan het woord. Zijn vader kent hij niet, zijn moeder ziet hij amper twee
keer per jaar. Kort na zijn geboorte vertrouwde zij hem toe aan haar zus
Hélène. De zoon zal zijn leven zelf moeten uitvinden. Soms is André
melancholisch. Hij verkiest de warmte en de vreugde in Le Jaladis, het huis van
zijn pleegouders, boven het geheime leven en het zwoele parfum van zijn echte
moeder.
Nog
voor André geboren is, weet Gabrielle dat Paul haar zal verlaten. Zij is
zestien jaar ouder en heeft hem alles over vrouwen bijgebracht. Daar zal ze een
prijs voor betalen, want hij is het type man dat wil leven en schitteren. De
lange doodsstrijd van zijn tweelingbroer, wiens voornaam hij nooit uitspreekt,
achtervolgt hem. Paul is niet geschikt om vader te worden. Daarom zal hij
Gabrielle verlaten.
Decennia later hoort Paul Lachalme, advocaat bij de balie van Parijs,
tijdens zijn slaap nog steeds de kreet die hij zou willen vergeten. Een
ijselijke kreet, geslaakt op een vervloekte ochtend in Chanterelle. Kort na de
geboorte van Antoine wil André voor het eerst zijn vader opzoeken in Parijs.
(Weet zijn vader wel dat hij een zoon heeft?) Hij krijgt Paul niet te zien,
slechts een rimpeling in het gordijn. Pas na zijn dood zal André hem voor het
eerst ontmoeten, op het kerkhof van Chanterelle, en, net als zijn eigen zoon
Antoine vele jaren later, de balans opmaken.
Zwaar als het parfum van
Gabrielle hangt in Het verhaal van de zoon de sluier van het onzegbare
als een vloek over twee families. Is het gedeelde erflast, of erfzonde? Naast
de vlucht van de vader was er immers ook het verborgen leven van Gabrielle,
haar losse omgang met mannen, haar vrijgevochten bestaan in Parijs. Nergens
wordt duidelijk of de familie de situatie aanvoelde als een schandaal. Waren ze
gekwetst of voelden ze zich net bevrijd? Lafon zwijgt daarover. Sterk.
Al heeft de dood het
bestaan van de vader afgebakend, toch is niets werkelijk onthuld. Doordacht
subtiel suggereert Lafon het verzwegene. In fraaie tableaus uit het leven van
drie generaties wisselt ze proustiaans, weelderig taalgebruik af met een
afstandelijke, ingehouden toon en laat ze de ongebreidelde levenslust van de
jonge Armand scherp contrasteren met de verlammende zwaarte van het taboe en de
gefnuikte verlangens van André. Die subtiele gelaagdheid heeft Katelijne De Vuyst
in haar vertaling voortreffelijk gevat. De ingenieus opgebouwde roman heeft
Lafon overigens geen windeieren gelegd. Zopas sleepte ze er de prestigieuze
Prix Renaudot mee in de wacht.
Marie-Hélène Lafon: Het verhaal van de zoon, Vleugels, Bleiswijk
2020, 144 p. Vertaling van Histoire du fils door Katelijne De Vuyst. ISBN
97894931862t31
deze pagina printen of opslaan