Het lot
van de geest in crisistijd
Op
kantelpunten is een beschaving even fragiel als een leven. Niet alleen kunnen
zelfs de best geordende dingen onverwacht vergaan, ook ontstaan er in het
denken plots paradoxen die het vanzelfsprekende bruutweg onderuit halen. In de
prikkelende essaybundel, De crisis van de geest, werpt prominent Frans
intellectueel, essayist en dichter Paul Valéry (1871-1945) zijn licht op de
toekomst van Europa, de geest als waarde en het gebruik van de term 'vrijheid'.
Het werk is dan ook bijzonder actueel.
In het eerste essay, 'De crisis
van de geest' (1919), beschrijft Valéry de Grote Oorlog als een dergelijk kantelpunt.
De wanorde, waarin zowel het geestelijke als het materiële verwoest dreigen te
worden, laat nieuwe dogma's, filosofieën en heterogene idealen opleven. In een
crisis die haar ware kern niet makkelijk laat vatten, doet de Europese ziel een
beroep op elke gekende bezweringsformule. Het brein holt van de realiteit naar
de nachtmerrie en vice versa, wat 'de bekende productie van de angst' in gang
zet. Zeker, de hoop blijft bestaan, maar ze is 'slechts het wantrouwen van de
mens ten aanzien van de precieze verwachtingen van zijn geest'.
Mogelijk had Europa
in 1914 de grens van de moderniteit bereikt en peinsde de naoorlogse moderne
Europeaan 'over het leven en over de dood van waarheden', wankelend tussen twee
afgronden: 'orde en wanorde'. Maar hoe dwaas de obsessie van de Europeaan om
almaar te willen vernieuwen! Valéry onderzoekt de oorsprong van het 'Europese
genie', dat zich volgens hem al manifesteerde in het oude Griekenland, de wieg
van de moderne wetenschap. Diezelfde wetenschap werd later een machtsmiddel,
een concreet instrument om te heersen en om 'het kapitaal op planetaire schaal
te exploiteren'. Ze hield gaandeweg op een doel en een artistieke activiteit te
zijn. Het weten werd een ruilwaarde, binnen ieders bereik.
Helaas heeft de mens het in zich
om het evenwicht met zijn omgeving te verstoren. Door zijn vermogen om te
dromen is hij 'het instrument van wat niet is'. Verovering en universele
beheersing, hetzij materieel of spiritueel, alles wat wij beschaving en vooruitgang
noemen, is verbonden met die buitengewone productie van dromen, aldus Valéry.
'We dromen er zelfs van de dood te overwinnen, het perpetuum mobile te
realiseren.' Op het continent Europa, kruispunt van de wereld, zijn heel wat
van die universele dromen gerealiseerd geweest, dankzij uitwisseling.
Valéry waagt zich aan
een definitie van de Europeaan, in essentie gevormd door het oude Rome, het
christendom en de oud-Griekse discipline van de geest. Door die drie wezenlijke
invloeden heeft zich in Europa een methode van denken ontwikkeld die ernaar
streeft 'alle dingen met de mens in verband te brengen'. Daaruit ontstond de
exacte wetenschap, op Europese leest geschoeid: een 'zuivere constructie, los
van elke andere zorg dan die voor het bouwwerk zelf' en een schitterende orde
'waarin elke handeling van het verstand precies haar plaats kreeg, zorgvuldig
gescheiden van de andere'. Definities, axioma's, lemma's en logische
gevolgtrekkingen gingen de Europese geesten beheersen, maakten 'de machine van
de geest' zichtbaar en ontwierpen 'de architectuur van de intelligentie'. Een
nieuwe tempel was opgericht.
In het tweede essay, 'Ons lot en de letteren' (1937) gaat
Valéry dieper in op de transformatie van de wereld door de geest tijdens de
voorafgaande decennia. De inventieve inspanningen van de Europeaan hebben zich
tegen hemzelf gekeerd. Zelfs de duivel vraagt zich af hoe de Europeaan denkt
dat zijn organen zich gedragen bij hoge snelheden en lage druk. Zal zijn bloed
zich aanpassen aan een sterk met koolstof vervuilde lucht? Zal zijn netvlies
schitteringen en stralingen verdragen die steeds sterker worden? Zal hij de
trillingen van elke frequentie, zal hij synthetisch voedsel kunnen verteren? En
wat met de geest, onderworpen aan een wonderbaarlijke hoeveelheid incoherente
nieuwtjes? Wat ten slotte met de zintuigen die onophoudelijk al die
schouwspelen, de kakofonie, de politieke en economische opwinding in sneltempo
moeten verwerken?
Onomwonden spreekt Valéry de Europeanen toe: 'Jullie zijn proefkonijnen,
beste mensen, en proefkonijnen die heel slecht gebruikt worden, want de proeven
die jullie ondergaan, worden jullie lukraak toegediend, lukraak gevarieerd en
herhaald.' Wie regelt, doseert, controleert, interpreteert de experimenten?
Niemand. Het zijn de mode, de industrie, de gecombineerde krachten van de
inventiviteit en de publiciteit die bezit van de geesten hebben genomen en de
politiek laat hen in de pas marcheren, 'laat stemmen, haten, liefhebben of
sterven in de maat, zonder onderscheid, statistisch'.
Valéry prakkiseert over het lot
van de letteren in een systematische, compleet georganiseerde samenleving,
gefundeerd op een strikte economie waarin voor het 'onnutte' geen plaats is.
Het is niet ondenkbaar dat er in het komende tijdperk 'een ineenstorting van
intellectuele waarden zal plaatsvinden'. De vulgarisering en de toepassing van
de industriële methoden op de productie, de evaluatie en de consumptie van de
vruchten van de geest zullen volgens Valéry uiteindelijk twee van de hoogste en
belangrijkste intellectuele deugden bederven: aandacht en het vermogen tot
bespiegeling en kritiek. Valéry heeft de indruk dat er een 'verschrompeling van
de geest' gaande is, door verminderde aandacht voor kwaliteit en diepgang. 'Het
eerste gevolg ervan zal zijn dat het alle werken van het verleden, gemaakt in
volkomen tegengestelde omstandigheden voor geesten die heel anders gevormd
zijn, ofwel onbegrijpelijk of onverdraaglijk zal maken.'
Maar er bestaat nog een andere
mogelijkheid: terugkeren naar de zintuigen, naar de oorsprong die we zo slecht
kennen en naar 'De vrijheid van de geest'. Dat is meteen de titel van het derde
essay, dat Valéry schreef in 1938, onder de dreigende slagschaduw van de Tweede
Wereldoorlog. Niet specialisten en vakidioten, aldus Valéry, zijn bepalend voor
de toekomst, wel onafhankelijke denkers, uitvinders en filosofen 'in wier hoofd
geen enkele geïsoleerde vraag ronddwarrelt'. 'Même dans la tête la plus solide
la contradiction est la règle'. Valéry acht het urgent de geesten opnieuw te
interesseren voor het lot van de geest.
Onder 'geest' verstaat Valéry
'de mogelijkheid, de behoefte en de energie om de gedachten en de daden die
niet nodig zijn voor het functioneren van ons organisme of die niet streven
naar een zo economisch mogelijk functioneren, apart te ontwikkelen'. Het
vermogen tot transformatie dus, een intellectueel avontuur waarvan het
perspectief veranderlijk is. Deze 'onnutte' functie beschouwt Valéry als
complementair aan het dierlijke vermogen tot lijfsbehoud, 'het fysiologische
ritme', de pragmatische benadering. Het is niet of/of, meent Valéry, want 'met
dezelfde organen, dezelfde spieren, dezelfde zenuwen' kunnen we evengoed lopen
als dansen.
Valéry ziet de geest dus als een waarde. Hij hanteert economische begrippen als
waardering, 'beoordeling van het belang, en ook discussie over de prijs die men
genegen is te betalen voor deze waarde'. De publieke opinie, klaargestoomd op
alle krantenpagina's, weerspiegelt dagelijks de 'beursnotering' van deze waarde
en laat ze concurreren met andere waarden op 'de grote markt van menselijke
aangelegenheden'. De taal van de beurs gebruiken in verband met geestelijke
zaken, is vreemd, maar de analogieën zijn onmiskenbaar: er is productie, er is
consumptie, er is vraag en aanbod, er is uitwisseling. In een dergelijk systeem
gaan het individu en het collectief voortdurend de confrontatie met elkaar aan.
Ze moeten proberen 'elkaar te begrijpen, of elkaar het zwijgen op te leggen'.
Vrijheid is
een bedenksel en altijd een antwoord, besluit Valéry. We voelen ons vrij
wanneer we ons een toestand beginnen voor te stellen die contrasteert met onze
huidige toestand. 'Aangezien de behoefte aan vrijheid en het idee van vrijheid
zich niet voordoen bij hen die geen last hebben van hinder en van dwang,
zullen de term en de reflex vrijheid zich ook minder voordoen naarmate
men minder gevoelig is voor die restricties.' Diegene die geen hinder ondervindt
van die pressies, zal geen opstandigheid voelen. 'Integendeel, in heel wat
gevallen zal hij zich opgelucht voelen, bevrijd van een vage
verantwoordelijkheid. Voor hem zal zijn verlossing, zijn vrijheid bestaan uit
het zich ontlast voelen van de zorg om na te denken, te beslissen en te
willen.' 'U ziet de enorme consequenties hiervan: van mensen wier gevoeligheid
voor geestelijke dingen zo zwak is dat de druk die wordt uitgeoefend op de
productie van geestelijke werken voor hen onwaarneembaar is, valt geen reactie
te verwachten, tenminste geen uiterlijke.'
Valéry concentreert zich in zijn
essays louter op het intellect. Hij beseft dat dit gezichtspunt onvolledig is,
maar een andere optie heeft hij niet. Valéry onthoudt zich van een oordeel; er
zijn geen rechten van de geest, als er geen macht is. Uit plichtsbesef kan hij
niet anders dan te appelleren aan het belang van het behoud en het onderhoud
van de waarde van de geest. Piet Meeuse, de vertaler van deze doorwrochte
essays, koos ervoor de 'soms veeleisende maar karakteristieke lange zinnen' van
Valéry te behouden. Dat vergt de nodige concentratie, maar het siert Meeuse dat
hij niet bezweken is voor de verleiding van het hapklare. Ook dat is waardering
van de geest.
Paul Valéry: De crisis van de geest, Vleugels, Bleiswijk 2020, 96 p. ISBN
9789493186224. Vertaling van La crise de l'esprit, Notre destin et les Lettres
en La liberté de l'Esprit door Piet Meeuse
deze pagina printen of opslaan