Misschien zijn
dichters aangeboren missionarissen. Misschien zien uitgeverijen brood in een
nieuw genre: het zelfhulpboek voor de literaire lezer. Wat er ook van zij, het
aanbod boeken dat lezers laagdrempelig inzage geeft in hoe je verhalen of
gedichten kan lezen, neemt gestaag toe. Ongeveer gelijktijdig met het tweede
boek in de reeks Woorden
temmen, van
Charlotte Van den Broeck en Jeroen Dera, verscheen ook van Ellen Deckwitz een
tweede boek over poëzielezen: Dit gaat
niet over grasmaaien. Het boek is op dezelfde manier opgebouwd als haar
goed ontvangen Olijven moet je leren
lezen. Een cursus genieten van poëzie uit 2016, waarin ze ook al helder en
snedig met poëzie aan de slag ging.
In 21 stukken behandelt ze
telkens één gedicht uitvoeriger en legt ze verbanden met andere poëzie. De
prikkelende vragen of stellingen boven elk deel en de korte stukken nodigen uit
om het boek geregeld open te slaan: ‘Hoe poëzie kan helpen om jezelf te
begrijpen’, bijvoorbeeld, of ‘Waarom je beter een hele bundel leest’. De poëzie
die Deckwitz selecteert, is breed: hedendaagse en minder recente gedichten,
bekende en minder bekende dichters, vertaald en oorspronkelijk Nederlands werk,
deel van de canon of vrij te vinden op Instagram. Dat maakt Dit gaat niet over grasmaaien, net als Woorden temmen, een handige en welkome wegwijzer in de soms moeilijk te
overschouwen velden van de poëzie.
Anders dan Woorden
temmen loodst Deckwitz lezers niet stap voor stap door de gedichten, maar
vertrekt ze vanuit anekdotes of observaties, vaak ontleend aan de vele
poëzieworkshops die ze de afgelopen jaren hield. Haar ideeën zullen geoefende
lezers zelden omverblazen, maar de vanzelfsprekendheid waarmee ze het hele
leven bij de lezing van poëzie betrekt, is overtuigend. Wie op zoek is naar
sleutels om anderen mee te nemen in de ontdekking van poëzie, vindt in Dit gaat niet over grasmaaien zonder
twijfel inspiratie.
Deckwitz’ stelligheid gaat ook wel eens vervelen. Hier en daar doet ze
uitspraken die best wat meer nuancering kunnen gebruiken. Zo lijkt de stelling
dat er geen poëtisch equivalent bestaat voor het young-adultgenre in proza vooral
een dankbare instap om light verse te verdedigen, maar gaat ze daarmee voorbij
aan tal van dichters. Edward van de Vendel en Bart Moeyaert plaatst ze op één
lijn met Annie M.G. Schmidt bij poëzie voor de basisschoolleerling, terwijl zij
allebei poëzie schreven die bij uitstek voor jongeren is geschikt – net als
onder vele anderen Ted van Lieshout en Kees Spiering.
Terwijl Deckwitz licht ironische
rechttoe-rechtaan toon op maat gesneden lijkt van een jong publiek, zet ze die
herhaald te kijk. Daardoor is niet altijd duidelijk wie ze met deze bundel wil
bereiken. Wie graag in de poëzie wil duiken, heeft misschien geen boodschap aan
jongeren die geen boodschap hebben aan poëzie. Die neiging om alle jongeren
over een kam te scheren als een bende keetschoppende poëziehaters stuitte mij meermaals
tegen de borst. Maar laat dat de pret niet dempen. Wie bereid is de nu en dan drammerige
toon voor lief te nemen of er de (bedoelde?) humor van inziet, krijgt in Dit gaat niet over grasmaaien een mooie
staalkaart van de poëzie, en een hele kist tuingereedschap om daarin te gaan
zaaien, snoeien, plukken en wieden.
Ellen Deckwitz: Dit gaat niet
over grasmaaien: hoe lees je poëzie, Pluim, Amsterdam 2020, 144 p. ISBN
9789083095318
deze pagina printen of opslaan