Het laatste deel van Tove Ditlevsens autobiografische Kopenhagen-trilogie
begint met haar eerste huwelijk. Ditlevsen is begin twintig, haar man twee jaar
ouder dan haar moeder. De redacteur Viggo F. mist een aantal kwaliteiten om een
goede echtgenoot te zijn. Hij vrijt niet met zijn vrouw, wil tijdens het
ontbijt niet met haar praten en is extreem gierig. Een wrang voorbeeld van dit
laatste: als ze ’s avonds samen uitgaan om iemand te bezoeken, neemt Viggo F.
de tram en moet zijn vrouw op haar fiets naast de tram rijden. Toch is
Ditlevsen hem dankbaar omdat hij met haar wou trouwen. Ze dacht op deze manier
vooruit te komen in het leven, maar misschien is ze gewoon getrouwd omdat haar
moeder dat wilde. Het werk aan haar eerste roman houdt ze voorlopig verborgen.
Het huwelijksleven
is saai: ‘Het is alsof we alles wat we tegen elkaar wilden zeggen al voor ons
trouwen hebben gezegd en dat we in een sneltreinvaart alle woorden hebben
opgebruikt die eigenlijk voor de komende vijfentwintig jaar bedoeld waren […].’
Een lichtpuntje is De Club voor Jonge Kunstenaars, waar Ditlevsen voorzitter
van is. De Club bestaat uit auteurs die schrijven voor het tijdschrift Vilt
Hvede. Het doel is om de verspreid over de stad wonende jonge mensen samen
te brengen. Tijdens de wekelijkse bijeenkomsten wordt een oudere schrijver
uitgenodigd die een lezing houdt. Daarna wordt wat gepraat, meer over
alledaagse zaken dan over literatuur.
Op een avond tijdens een bijeenkomst van de Club ontmoet ze
Piet Hein, met wie ze een relatie begint. Hij belooft haar de praktische kant
van de scheiding van haar man op zich te nemen, een kamer in een pension te
regelen en beter voor haar te zorgen. Ondertussen wordt Ditlevsens debuutroman door
een uitgeverij aangenomen en hoopt ze zo financieel voor zichzelf te kunnen gaan
zorgen. Al snel blijkt Hein een blaaskaak te zijn en verlaat hij haar voor een
rijke jongedame. Tove kan in het pension blijven wonen door de verkoop van
gedichten aan verscheidene tijdschriften.
Maar Ditlevsen leert al snel een
andere man kennen: Ebbe is vijfentwintig, charmant en studeert economie. Ze wordt
zwanger en scheidt officieel van Viggo F. om met Ebbe te kunnen trouwen. Het
huwelijk is opnieuw een lijdensweg: Tove zorgt alleen voor haar dochtertje terwijl
de vader uitgaat en drinkt. Bovendien kan Ebbe er niet mee om dat hij getrouwd
is met een beroemdheid, want Ditlevsen is ondertussen bekend geworden door haar
publicaties. Literatuur is en blijft haar grote passie:
‘Ik besef steeds beter dat het enige waar ik echt goed in
ben, het enige waar ik me met hart en ziel mee bezig wil houden het creëren
zinnen is, het in een bepaalde volgorde van woorden zetten of het schrijven van
eenvoudige, vierregelige gedichten.’
Terwijl haar literaire succes Ditlevsen
grote vreugde schenkt, bevindt haar persoonlijke leven zich in een dal. Ze is
opnieuw zwanger en zou het kind willen laten weghalen. Een abortus is tijdens
de jaren veertig echter nog illegaal. Tove gaat wanhopig op zoek naar een
dokter die haar wil helpen, maar wordt telkens afgewezen. Met veel moeite slaagt
ze er uiteindelijk toch in de zwangerschap te onderbreken.
Met lede ogen ziet de lezer hoe het hoofdpersonage niet
leert uit haar fouten. Ze ontmoet een nieuwe man. Carl is pas afgestudeerd als
dokter. Tove wordt opnieuw zwanger, maar weet niet wie de vader is: Ebbe of
Carl. Tegen een vriendin zegt ze dat ze als ze niet aan het schrijven is,
zwanger is. Een uitspraak die de situatie jammer genoeg goed samenvat. Carl
doet een curettage en om het Tove gemakkelijker te maken, dient hij haar voor
de eerste keer pethidine toe, een pijnstiller:
‘Dan prikt hij me en als de
vloeistof via de spuit in mijn arm verdwijnt, verspreidt zich een zalig gevoel door
mijn lichaam zoals ik nooit eerder heb ervaren. De kamer strekt zich uit tot
een stralende zaal en ik voel me helemaal slap, loom en gelukkig als nooit
tevoren.’
Deze
spuit is het begin van een nietsontziende verslaving. Ditlevsen besluit om bij
Carl te blijven omdat ze iemand die haar zo’n zalig gevoel kan geven, niet wil
laten gaan. Ze is verliefd geworden ‘op een doorzichtige vloeistof in een spuit
en niet op de man die de spuit vasthield.’ Het is een neerwaartse spiraal waar
ze, ondanks een opname in een ontwenningskliniek, nooit meer zal van loskomen. Het
zal ook leiden naar de ondergang van Carl, van wie ze ook nog een kind krijgt. Niet
haar laatste kind, overigens, en ook niet van de laatste man, zoals in het
nawoord van de vertaler valt te lezen.
Afhankelijkheid wordt
unaniem gezien als het beste deel van de Kopenhagen-trilogie, hét meesterwerk
van de Deense auteur. Ditlevsen blijft dezelfde stijl aanhouden: korte zinnen waarin
ze zonder al te veel opsmuk het relaas doet van haar leven. Haar afhankelijkheid
van mannen en medicijnen wordt nooit goedkoop sentimenteel. Er wordt een drama
verteld zonder dramatische effecten te gebruiken. Dat maakt haar literatuur zo
sterk. Geen stilistische hoogstandjes, maar een consequent volgehouden soberheid
en helderheid.
Tove Ditlevsen: Afhankelijkheid, Das
Mag, Amsterdam 2020, 219 p. ISBN 9789493168626. Vertaling van Gift door Lammie
Post-Oostenbrink
deze pagina printen of opslaan