Nederlands proza

BOEKEN NR. 2, FEBRUARI 2021

Gerrit Janssens: Len

door Jooris van Hulle

Puttend uit zijn ervaringen als jeugdvoetbalcoach en als vader van twee voetballende zonen bouwt Gerrit Janssens zijn roman Len op rond de voetbalcarrière van een van de hoofdpersonages. Jon is de jongste zoon in een gezin dat – op zijn minst gezegd dan – weinig geborgenheid biedt: ouders die zelf nauwelijks voldoening vinden in hun job in het onderwijs en zich het liefst terugtrekken in een zelfgekozen isolement. Met Len, de oudste zoon in het gezin, gaat het volledig de verkeerde kant op. Hij kan zich niet plooien naar de geplogenheden binnen wat een ‘normaal’ gezin zou moeten voorstellen, zijn woede-uitbarstingen zorgen voor een steeds verder gaande verwijdering tussen de leden van het gezin. Een mooi beeld hiervan is het gegeven dat hij zich terugtrekt op het dak van de ouderlijke woonst.  
  
In die sfeer zoekt Jon een vorm van zelfbevestiging in de voetbalsport. Hij zet er alles op om een begenadigd ‘middenvelder’ te worden, de draaischijf van de ploeg die met een splijtende pass het team van de tegenstander kan ontregelen. Zijn trainers merken al snel zijn talent op, en gaandeweg het verloop van de tijd wil Jon alles op een profcarrière zetten. Hij krijgt de kans bij een Duitse middenmoter als profspeler aan de bak te komen. Hoe hij hieraan voorafgaand zichzelf moet weten te vinden, zichzelf moet weten te overtuigen van zijn eigenwaarde, vormt in wezen het corpus van de roman. Zeker waar het de relatie met zijn broer Len betreft, moet een aantal obstakels overwonnen worden:  
‘Staat er niet altijd een wand tussen broers in? Een wand van wedijver die wrok wordt, eeuwenoud, nog voor ze worden geboren? Een muur die aantrekt om te laten botsen, te laten vechten, omdat hij spiegelt wat broers niet willen zien: al wat ze gemeen hebben, gedeelde trekken die maken dat ze meer op elkaar gelijken dan ze willen. Een muur die laat zwijgen.’
 
Er blijft inderdaad veel onuitgesproken tussen de ouders en hun beide kinderen, tussen de broers onderling. De afstand, ook letterlijk (Len verdwijnt als hij achttien is naar Nieuw-Zeeland), blijft moeilijk te overbruggen.
 
Gerrit Janssens brengt het beeld van de twee broers overtuigend in kaart. Alleen al de macrostructuur van de roman berust op een doordachte aanpak: de roman opent met ‘Len, ’ en plooit aan het slot dicht met de aanduiding ‘ en ik, ’. Dat twee keer een komma wordt gebruikt laat zien dat het verhaal in wezen onaf blijft. De hoofdstukken worden aangeduid met een puntkomma, het teken dat voor de betrokken personages en voor de lezer een moment van rust, van dieper nadenken wordt gevraagd. In de roman komt Jon zelf aan het woord, in wat een lange monoloog wordt richt hij zich in de je-vorm tot zijn broer. Hoe onrustig hij in wezen is, wordt duidelijk in de stijl: vaak krijg je een opeenstapeling voorgeschoteld van kortaffe, vaak onafgewerkt blijvende zinnen die moeten illustreren dat voor Jon, ook in zijn terugblik op alles wat gebeurd is, niet alle plooien zomaar glad te strijken vallen.  
 
Met Len laat Gerrit Janssens alleszins zien dat hij een aparte plaats inneemt in het spectrum van de actuele Nederlandstalige literatuur.
 
Gerrit Janssens: Len, Ambo/Anthos, Amsterdam 2020, 218 p. ISBN 9789026342547. Distributie VBK België 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri