De schrijver van de ruïne van de wereld
Dat er meer aandacht komt voor de Spaanse romancier Juan Benet (1927-1993) is uitstekend. Benet is immers een rasschrijver die het Spaanse proza in de tweede helft van de 20ste eeuw grondig heeft vernieuwd.Naast zijn collega’s Juan
Goytisolo en Juan Marsé heeft Benet een eigenzinnig oeuvre opgebouwd dat niet
meer uit de Spaanse literatuur weg te denken is. Hij staat schouder aan
schouder met Faulkner, één van zijn voorbeelden, en dat zegt genoeg.
In 2006 verscheen bij
uitgeverij IJzer In de schemer, één van Benets grootse boeken. En in
2002 bracht De Leguaan in een vertaling van Harriët Peteri al Dertien en een
halve fabel en fabel veertien. Nu heeft uitgeverij Kievenaar een boekje aan
de Benet-in-het-Nederlands toegevoegd dat vele lezers over de schreef zou
kunnen trekken en doen besluiten voortaan meer Benet te lezen. Kievenaar publiceert
immers binnenkort ook Je zult terugkeren naar Región, een roman waarin
Benet het universum beschrijft dat hij heeft uitgedacht om zijn opmerkelijke
opvatting over de werkelijkheid aan de lezer te openbaren. De plek Región
bestaat evenmin als Juan Carlos Onetti’s Santa María of Faulkners
Yoknapatawpha, maar Benet nam er als schrijver zijn intrek om daarin zijn
opvatting over de werkelijkheid uit te drukken, die niet kan bestaan zonder de
innige band tussen kosmogonie en taal.
Ik wil hier expliciet
vertaalster M Vanderzee vermelden die ook al In de schemer vertaalde.
Een letterlijke omzetting van Benets taal zou de schrijver voor potentiële
lezers onbereikbaar maken. Vanderzee heeft een stijl gevonden die bijzonder
goed recht doet aan de voor Benet zo typische taal, die ook in het Spaans
mysterieus is en soms naar het ontoegankelijke neigt, alleen al door de koppige
syntaxis. Vanderzee plaatst, naast Benets hoekige en weldoordachte Spaans (dat
staat als een huis), een Nederlands dat recht doet aan Benets tussenkomsten in
taal en verbeelding.
Het boek dat zopas is verschenen bestaat uit twee ‘novellen’: ‘Een graf’,
en ‘Numa (een legende)’ waarin ‘de opziener’, een protagonist in Benets oeuvre,
aan het woord is. Het eerste verhaal verscheen in 1971, het tweede in 1980.
‘Een graf’ brengt de lezer binnen in een van de kernthema’s van Benets oeuvre:
het (geprofaneerde) graf. Een jongen wil het graf met een raadselachtige
bedoeling aanschouwen, de bewaker probeert dat te verhinderen. Dat gebeurt op
de achtergrond van een oorlog (waarbij kolonel Gamallo, een personage dat in Je zult terugkeren naar Región in
het leven werd geroepen, met invallen dreigt).
We kijken door de ogen van de
jongen en volgen een verteller die in de derde persoon spreekt. Een man bezoekt
het huis van zijn familieleden, een brigadier wordt tijdens een banket
vermoord, een wraakgeest bezoekt de moordenaars en de zoon. En het graf dat in
oorlogstijd open ligt om de schuldigen aan die moord gerust te stellen, wordt
na de gevechten weer gedicht. Benet voert ons binnen in de raadsels van een
concrete wereld. Een wild geweld trekt door de tekst, en de dode is een spook,
een mythe. Rondom de jongen bewegen zich vreemde wezens, die een verborgen
betekenis in zich dragen. En in Benets taal wordt op een spanning gejaagd die
de lezer met een spel van verwachting en verrassing, maar ook met
raadselachtigheid bij de zaak houdt. Benet voert de lezer binnen in een drama
dat zich ook op het niveau van de taal afspeelt. Eén van Benets grootste
uitdagingen was een taal te vinden voor de werkelijkheid die letterlijk en
figuurlijk tot een ruïne verwordt.
In het langere ‘Numa, een
legende’ houdt de lezer ‘de opziener’, een van Benets emblematische personages,
gezelschap. Hoewel de berg (waaraan de opzichter totaal toegewijd is)
geleidelijk aan die hoofdrol overneemt zonder uit zijn intrinsieke vreemdheid
te treden. ‘Iets’ overheerst alles, door Benet ‘het principe’ genoemd, en het
komt er voor de opziener op aan zich helemaal met dat principe te
vereenzelvigen. Maar juist die vereenzelviging maakt dat de greep die de
wachter op zijn taak moet hebben, verslapt. Niet omdat de opziener
onoplettender wordt, integendeel, maar omdat zijn hardnekkigheid vergeet hoe de
werkelijkheid er eigenlijk uitziet. De laatste zin van deze fabel luidt:
‘Geobsedeerd, was de
opziener niet in staat zijn blik van die oranjeachtig gloeiende spiegel af te
houden – de geest die over de wateren zweefde, en die na zo lang van het aardse
strijdtoneel te zijn verdwenen weer was teruggekeerd om er zijn bezielende
macht te herstellen, hield hem volkomen in de greep -; hij nam dan ook niet
eens de moeite zich om te draaien toen hij achter zich gekraak van voetstappen
hoorde.’
De
opziener lijkt te gehoorzamen aan een onverklaarbaar en blind lot, hij is
waardig en arrogant (‘een ceramische gesteldheid’), maar alleen. De tekst
groeit niet uit actie maar uit een geleidelijke verdieping van de symbiotische
relatie tussen de opziener en de berg. Een vertelling
die haast niets vertelt, maar die gaten boort in de weinige pijlers waarop de
werkelijkheid berust. Pure Benet. En het smaakt naar meer.
Juan Benet: Een graf / Numa, een
legende. Novellen, Kievenaar Heveadorp 2021, 125 p. ISBN 9789083046730. Vertaling van Una tumba ; Numa (una leyenda) door M.
Vanderzee
deze pagina printen of opslaan