Elf jaar na Waar de egel gaat (1995) brengt Bernard Dewulf zijn tweede bundel uit. Het openingsgedicht van Blauwziek, 'Notitie', mag als 'programmatisch' worden beschouwd: "In alle vroegte doodstil opstaan / om nog eens het eerste licht te zien. / Wassen, oude kleren aan. Koffie / en dan leven voor het open raam. // De meeuwen draaien om wat brood. / De kinderen slapen nog aan later jaren. / De duif zit dagelijks in de dakgoot. / De wolken lijken werkelijk te varen. // Terwijl ik het zit op te schrijven, / geen andere vraag zie dan het kijken, / komt er traag beweging in het huis. / Nooit wil het bij kijken blijven". Voor alles is Dewulf een waarnemer. Schrijven is geen doel op zich. Het vloeit voort uit het kijken of uit het verlangen het waargenomene vast te leggen. Het weze opgemerkt dat Dewulf veel actiever is als journalist dan als dichter. En het moet gezegd: als columnist is hij vaak een dichter. Als dichter is hij vaak een columnist.
'Notitie' is niet alleen 'programmatisch', het gedicht is ook exemplarisch voor een paar tekortkomingen van Dewulfs poëzie. Vooral de slotstrofe lijkt wat onhandig qua opbouw, wat bijzonder pijnlijk is aangezien de dichter onlangs herhaaldelijk verklaarde dat kunst voor hem een kwestie is van precisie. Dewulf is niet 's werelds grootste versificateur. Vaak is er iets mis met de cohesie van zijn verzen, die losse zinnetjes blijven. En zelfs één op zichzelf staande ijzersterke regel is zeldzaam. Op het formele en het talige vlak heeft deze poëzie dus weinig te bieden. De gedichten van Dewulf lijken hun kracht te moeten halen uit datgene waar ze naar verwijzen. De liefde van een man voor zijn vrouw, zijn kinderen, zijn ouders, een (verboden) vrouw uit het verleden. Dit werk biedt kleine taferelen uit een leven dat, in zijn kleinheid, groots is, zoals alle levens. Geregeld slaagt de schrijver erin een mooi beeld neer te zetten. En vaak krijgen zijn gedichten wel een zekere algemeengeldigheid, al is het maar door de herkenbaarheid van het beschrevene. Maar zelden weet deze dichter de indruk van anekdotiek echt te overstijgen -- bv. met behulp van beelden uit de wereldliteratuur.
In de slotreeks van de nieuwe bundel lijkt Dewulf zijn verhaal in te ruilen voor dat van een ander. Aan het woord zijn daar Pierre Bonnard en zijn vrouw Marthe. In 'De blauwzieke badkamer' schildert de dichter de driehoeksverhouding van de man (of de kunstenaar), de vrouw (of de vorm) en het licht. De reeks bevat de sterkste gedichten die ik tot nu toe van Dewulf heb gelezen. De evolutie die ik deze dichter toewens, is er dan ook niet zozeer één waarin hij zich afkeert van zichzelf en zijn wereldje als wel één waarin hij vaker toenadering zoekt tot de boeken, muziekstukken en schilderijen die tot dat wereldje behoren en die de betekenis van zijn kleine kosmos voor de lezer kunnen vergroten.
Bernard Dewulf: Blauwziek, Atlas/Contact, Amsterdam, 2006, 62 p. ISBN 90-450-1595-1
deze pagina printen of opslaan