Geconfronteerd
met het overlijden van zijn echtgenote Nina, de ongenaakbare vrouw die hijzelf -
en mét hem de hele familieclan - tijdens haar leven nooit heeft kunnen doorgronden,
beseft Valdo hoe ‘raadselachtig’ het leven is en hoe ‘zinloos en obscuur’ de
beweegredenen zijn voor ons handelen. Een zeldzaam moment van inzicht. Eén schamel
authentiek gevoel bekruipt hem daarbij, ‘en dat gevoel was schuldbesef’. Maar
het kwaad is intussen onherroepelijk geschied, in het zog daarvan volgen nu onvermijdelijk
boete en zelfkastijding. Valdo is niet de enige prominente figuur in Cardoso’s
roman die daarover piekert, maar hij is wel degene die het euvel erkent waar
alles in dit donkere boek om draait: afgunst en wantrouwen, rancune en jaloezie;
houdingen die alle mee bijdragen tot de teleurgang van een belegen leefwereld
vol opgefokte familiegrandeur. Het is alsof de grote meester Dostojevski goedkeurend
achter de hoek komt kijken – wat overigens niet enkel voor deze roman, maar
voor het hele oeuvre van Cardoso geldt.
Toen de Braziliaanse auteur in
1968 op amper 56-jarige leeftijd overleed, liet hij een indrukwekkend oeuvre na
bestaande uit dagboeken, toneelstukken, verhalen, poëzie (ruim duizend
gedichten), die alle de geest ademen van de regio waar hij als zoon van een
herenboer en een aristocratische moeder het levenslicht zag: met name de terneerdrukkende
streek van Minas Gerais, die hij beslist niet in zijn hart draagt. ‘De dolk in
mijn hand is gericht tegen Minas Gerais’, bekende hij destijds in een
interview, en daarmee doelde hij op de kerkelijke instituties, de
levensopvatting, de cultuur, ‘kortom, tegen Minas in zijn lichaam en in zijn
geest’. Voeg daarbij een innerlijke gespletenheid veroorzaakt door zijn eigen
homoseksuele geaardheid en de obligate inbedding van de samenleving in klassiek
religieuze patronen – terwijl hijzelf permanent verwikkeld was in een
existentieel gevecht rond bestaans- en godsvragen – en het moge duidelijk zijn
dat zoiets enkel kon uitmonden in explosief literair materiaal. Materiaal dat bij
uitstek zijn neerslag vond in deze Kroniek
van het vermoorde huis.
De landadel van Minas Gerais met zijn pompeuze chácara’s (herenhuizen) en uitgestrekt
agrarisch goed vormt, zoals in menig ander Cardoso-verhaal, het ‘studieobject’
van deze intrigerende roman. Eén kwestieuze, al dan niet fictieve clan daaruit,
de Meneses, brengt hij in zijn boek tot leven. Decennia lang heeft deze upper class-familie de lakens uitgedeeld
in de streek, maar daarvan blijft na verloop van tijd bitter weinig over: de chácara
is afgekalfd tot een zielloos memoriaal van vergane glorie en de familie doet weinig
meer dan ‘zichzelf in stand houden’, een potsierlijk heimwee koesterend naar
het prestige dat haar geruisloos door de vingers glipt. Evenwel, het verval wordt
niet voltrokken ingevolge externe omstandigheden, maar wel door uitholling van
binnenuit. De intriges die zich afspelen tussen de familieleden onderling zijn
van een hallucinant allooi, waarbij Cardoso zich openbaart als een meester in
het handig manipuleren van het extravagante stel spelers die hij inbrengt in
zijn macabere spel.
De centrale blikvanger daarin – dat mag u best letterlijk nemen - is
Nina, een non-conformistische vrouw die als echtgenote van Valdo gedropt wordt
in het kwaadwillige milieu van de familie. De voortgang in Nina’s doen en
laten, benevens de stappen die gezet worden door de overige participanten aan
dit drama, worden door de auteur niet lineair weergegeven maar op een originele
manier samengebracht in een reeks opeenvolgende brieven aan mekaar,
bekentenissen, verslagen en dagboeken. De interactie daarvan stuwt het verhaal
vooruit en schept tegelijk inzicht in eenieders al dan niet duistere motieven.
Weinigen in de moderne Braziliaanse literatuur hebben zo diepgaand ingezet op
psychische roerselen en hoe die in staat zijn om ziekelijke geesten te
ontwrichten.
In
niet minder dan 56 hoofdstukken worden geschraagd de spelers in de
Meneses-tragedie aan het woord gelaten. Op de eerste plaats komt André, de
tienerzoon van Nina, die een niet zo koosjere seksuele relatie heeft (had) met
zijn wispelturige moeder. Kriskras dooreen volgen dan getuigenissen van de
apotheker en de dokter (die en cours de
route hun horigheid aan de clan doen oplichten) en uiteindelijk de pastoor
(die Cardoso’s levensvragen te berde brengt). Van alle omkaderende figuren
lijkt enkel huishoudster Betty met beide voeten op de grond te staan. Wat
allerminst gezegd kan worden over de leden van de Meneses-clan. Daaronder treedt
prominent het mislukte koppel Demétrio en Ana (oom en tante van André) op de
voorgrond: hij, die het verval van de familie wil stuiten maar er net toe
bijdraagt, en zij, de heimelijke vrouw die met haar vele frustraties geen blijf
weet. Naast deze Demétrio en de echtgenoot van Nina, Valdo, vegeteert (eveneens
letterlijk te nemen) in het gestaag aftakelend familielandhuis nog een derde opvallende
broer: de homoseksuele Timóteo, een excentriek sujet dat vrijwel elk contact
met zijn huisgenoten schuwt. Behalve dan met Nina, de wankele zoeker naar zin
en houvast.
Zowat alles waar hij op zijn relatief korte levenspad
tegenaan botste, heeft Cardoso in deze Kroniek
van het vermoorde huis in de strijd gegooid: de afkeer voor zijn
geboortestreek, de sociale tegenstellingen binnen de samenleving, de
alomtegenwoordigheid van het kwaad. Met daaraan toegevoegd, op persoonlijk
vlak: de eigen problematiek van zijn homoseksualiteit, en zijn onvermogen om in
het reine te komen met God, schuldvragen en de plaats van het goede. Dit alles
heeft de auteur in een pientere mal gegoten waarbij stemmingswisselingen en
onverwachte wendingen legio zijn en er, in een sfeer van broeierige seksuele
relaties, een bijna omineuze sfeer wordt gecreëerd die veel onuitgesproken laat
en waar één constante bovenuit torent: dat mensen complexe, nauwelijks vatbare
entiteiten zijn waar zelfs de auteur zijn weg niet in vindt. Als literator laat
Cardoso een meer dan soliede indruk na. Al was het maar door de uitgekiende
manier waarop hij, met voor elke episode een aparte verteller, het verloop zo
naadloos in elkaar weet te schuiven dat er een coherent verhaal uit te
voorschijn komt.
Zeker dient nog vermeld te worden dat de vertaler het boek afsluit met
een vrij uitvoerig nawoord, waarin hij op lucide wijze Cardoso’s
inspiratiebronnen toelicht, wat goed helpt om diens thematiek makkelijker te
kunnen plaatsen.
Lúcio Cardoso: Kroniek van het vermoorde huis,
De Arbeiderspers 2022, 630 p. Vertaling van Crónica da casa assassinada door
Harrie Lemmens. ISBN 9789029528917. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan