Aan het essayboek Verschuivingen gaat onder meer een motto
vooraf dat ontleend is aan David Bowie: ‘Where are we now, where are we now?’
In ‘Hoop als principe’, het op één na laatste deel van het boek, expliciteert
Hertmans de woorden van Bowie: ‘The moment you know you know, you know’, wat
moet betekenen: ‘het ogenblik waarop je weet dat je de waarheid kent, moet je
dat ook ten volle beseffen en je conclusies trekken.’ Hertmans heeft het in
zijn boek onder meer over de waarde van het weten. Hij beseft, met een allusie
op het beroemde vers van Lucebert, dat ‘alle kennis van waarde weerloos is’,
maar even nadrukkelijk houdt hij een overtuigend pleidooi voor de zoektocht
naar die kennis:
‘Kennis is niet de massa
informatie die voorhanden is, kennis is de kunde om onzin van zin te
onderscheiden, de gave om het weten te ordenen, de kunst om denken niet van
ervaring los te koppelen. Kennis is niet wat je weet, maar hoe je
weet; ze wordt bepaald door structuur, niet door hoeveelheid; niet door
snelheid, maar door inzicht.’
Vanuit dit theoretische denkkader voor de ideeën die worden
aangereikt in Verschuivingen, onderneemt Stefan Hertmans, ook al beseft
hij ten volle dat ‘de tijdgenoot niets weet’ (een excerpt uit de dagboeken van
de Duits-Joodse auteur Victor Klemperer) een poging tot begrijpen van onze
tijd: ‘dit is een tijd van overgang naar iets dat we nog maar heel gedeeltelijk
beginnen te begrijpen.’ Of, zoals het verder in het boek luidt: ‘een heden als
tussengebied’. In wat gelezen kan worden als een logboek van onze complexe
actualiteit stelt Hertmans vragen, vanuit het besef dat antwoorden niet direct
kunnen worden gegeven: ‘Wat en wie zullen plots van belang blijken, en wat zal
plots bijkomstig zijn dat we als van vitaal belang hebben gedacht? Geen mens
die het voorlopig weet, maar dat we naar radicaal andere tijden evolueren, is
inmiddels zeker.’
Drie thema’s overheersen volgens de auteur onze tijd: klimaatverandering,
de crisis van de neoliberale wereldorde en migratie. In een twintigtal summier
gehouden deelteksten (een bewuste keuze van de auteur, die de lezer op die
manier uitnodigt wat gezegd wordt ook daadwerkelijk te laten bezinken) maakt
Hertmans ons deelgenoot aan zijn bekommernis(sen) als het erop aankomt onze
tijdsgeest te (be-)grijpen. In verband met de klimaatwijziging bijvoorbeeld
heeft hij het over het feit dat geen plek op aarde te vinden is die niet in
meer of mindere mate aangetast is door menselijke ingrepen. Zoekend naar een
mogelijk antwoord op de vraag hoe het zo ver is kunnen komen, ontwikkelt
Hertmans de idee dat we de ‘wereld’ niet langer mogen verwarren met Gaia, de ‘aarde’.
Als hij het
heeft over migratie en displacement wordt verwezen naar de ‘oude
antropologische wet van de gastvrijheid’ die nu op zijn limieten stuit: we
tolereren de ander zolang hij de positie van buitenstaander behoudt en
bevestigt, maar voelen ergernis als die zich in het gesprek gaat mengen. Een
tweede limiet is die van het getal, het aantal lijkt meteen op een invasie. Om
niet toe te hoeven geven aan het gevoel van gastvrijheid voor iemand die als
bedreigend wordt ervaren, blokkeren veel mensen de spontane empathie voor de
‘ander’ en focussen ze op de (uiterlijke) kenmerken die hen ervan moeten
verlossen zich verbonden te voelen. Boven dit alles, er nauw mee samenhangend,
is er de wurggreep van het neoliberale denken dat doorgedrongen is tot alle
segmenten van de samenleving. Hertmans noteert bijvoorbeeld: ‘Het streven naar
consensus in de neoliberale wereld – economisch globalisme heeft nu eenmaal
zoveel mogelijk eensgezindheid nodig – ziet Mouffe (de Belgische politicologe
Chantal Mouffe – j.v.h.) als een verlamming van politieke daadkracht.’
Bovengenoemde drie
thema’s overspannen de bedenkingen die Stefan Hertmans naar voren schuift als
het gaat over de positie van het individu binnen deze zich razendsnel
ontwikkelende maatschappelijke tendensen. Hij heeft het over de emo-cultuur
(onze journaals brengen niet langer de betekenis van de feiten, maar hun
weerklank – de emoties die de feiten hebben opgeroepen bij de al dan niet
toevallige voorbijganger), hij heeft het over het feit dat het geschreven woord
als medium zijn geloofwaardigheid en status is kwijtgeraakt (denk aan het
fenomeen Trump), hij heeft het over het ‘intiem universalisme’, waarbij het
meest intieme tot wereldnieuws wordt verheven (denk aan Stromae: ‘zo ziet
spontaniteit eruit in een mondiale cultuur die zichzelf onophoudelijk in scène
zet’), hij heeft het hieraan aansluitend over de ‘schijnverbondenheid’ (het
gevolg van de manier waarop mensen hun meest intieme gevoelens ‘delen’ met
anderen) die juist de grootste eenzaamheid vormt.
Verschuivingen toont,
waar mogelijk en in de mate dat we er ook iets van kunnen begrijpen, in de
aftastende manier waarop Stefan Hertmans een aantal kritische vragen stelt
(zelf omschrijft hij het als ‘culturele kwetsbaarheid van de vragende wijs’)
hoe we tegen onze huidige leefwereld kunnen aankijken. Wat het slotdeel van het
boek had moeten worden, over de hoop als principe, werd brutaal doorkruist door
de oorlog in Oekraïne. Hertmans heeft het erover in ‘Na de woorden’, ‘de
woordeloosheid van geweld is oorverdovend’ in een sfeer waarin elke kans op
transcendentie en reflectie tot futiliteit wordt herleid. Hoe kan en zal een
wereld die op zoek is naar hernieuwde vormen van hoop (hiermee eindigt het
boek) daar verder mee omgaan?
Stefan Hertmans: Verschuivingen, De Bezige Bij, Amsterdam
2022, 221 p. ISBN 9789403146812. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan