In 1973 verscheen Een zwaluw vol zaagsel (Querido), de bundel waarmee Willem
Jan Otten als dichter debuteerde. Een halve eeuw later maakt de schrijver de
balans op van zijn dichterschap met een kleine keuze uit zijn ondertussen
omvangrijke oeuvre. De meeste gedichten zijn geselecteerd uit de afgelopen
kwarteeuw, al zijn ook een paar vroege vogels opgenomen. Hoe dan ook heeft de
dichter niet gekozen voor een chronologisch overzicht van zijn oeuvre, maar
integendeel alle gedichten opgenomen in een nieuw thematisch verband. Daarmee
belicht hij vooral de samenhang van zijn dichterschap, eerder dan de
ontwikkelingen die andere lezers daarin misschien zouden onderkennen.
Dat wordt extra
onderstreept doordat de bundel opent en wordt afgesloten met het gedicht ‘De
schaatser’ uit Eindaugustuswind (Van Oorschot 1998); de eerste versie is
de oorspronkelijke, de tweede een herschrijving die het gedicht omzet in de tegenwoordige
tijd (en zo zelfs de gedachte van een afsluiting weigert). Het is een vers dat
programmatisch de magie van het dichterschap illustreert, met de
schaatsenrijder die figuren neerzet maar ook het wak en de mysterieuze diepte
kent. De dichter als een alter ego brengt verbaal dat ‘diepe eb’ in kaart. Die
zoektocht naar een diepere betekenis achter de waarneembare werkelijkheid heeft
in het geval van Otten overigens geleid tot een religieuze bekering; het
symbolische uitgangspunt heeft daardoor de contouren gekregen van een
transcendente blik en van ervaringen die lijken op de zingeving van de mystiek.
Waarnemingen openen zo de blik naar een diepere zin, en hetzelfde geldt voor de
ontmoetingen met mensen. De geliefde en de moeder krijgen in deze bloemlezing
in die zin contouren die een realistisch portret ver overschrijden. Ze
incarneren de zorg, de goedheid en de liefde (die zowel zinnelijk als zuiver
is).
Dat
symbolistische traject, dat als het ware de hoogte en de diepte zoekt achter het
waarneembare aardse oppervlak, wordt verbonden met het motief van het leven als
een reis. Het is geen toeval dat de bloemlezing opent met een motto dat
verwijst naar Odysseus; de Griekse held en zijn omzwervingen duiken ook
verderop meermaals op. Op die manier legt Otten een verband tussen de mythische
held uit de Griekse oudheid enerzijds en de lotgevallen van de eigentijdse mens
anderzijds. De reis staat vanzelfsprekend symbool voor de levensgang, en
daardoor ook voor het wisselspel van heden, verleden en toekomst: de tijd is
inderdaad een van de belangrijkste thema’s in Ottens oeuvre. De dichter heeft
het vaak over de toekomst, het project dat niet vaststaat maar net de horizon
bepaalt van onze vrijheid. Op een groter niveau is er het besef van onze tijdelijkheid,
iets wat de aanleiding vormt voor een aantal indrukwekkende rouwgedichten. Het
afscheid krijgt daar iets onherroepelijks maar tegelijk is het nooit echt
definitief. Mensen leven voort in de herinneringen en de verhalen van hun
geliefden, en vooral in het recente werk is de eindbestemming in religieuze zin
een constante troostrijke gedachte.
De poëtische kracht van Otten
ligt niet enkel in de indringende manier waarop hij existentiële thema’s naar
voren weet te brengen, maar ook en vooral in de wijze waarop hij de taal kan
opladen met suggestieve betekenissen. Ritme en functionele enjambementen spelen
daarbij een grote rol, maar vooral het beeld wordt ingezet om een symbolische
laag aan het gewone taalgebruik toe te voegen. In de loop der jaren is dat
meesterschap enkel groter geworden, en deze fraaie selectie laat daarvan
prachtige staaltjes zien. Dit is een boekje om te koesteren.
Willem-Jan Otten: Diepe
eb. Vijftig jaar dichter, vijftig gedichten, Van Oorschot, Amsterdam
2022, 67 p. ISBN 9789028222045.
Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan