Beschouwingen

JEUGDBOEKEN NR. 9, OKTOBER 2018

‘Het wezen van de dingen vervaagt naarmate het zichtbaar wordt’: De invloed van Gregie De Maeyer (1951-1998) op de (Vlaamse) jeugdliteratuur

door Jan Van Coillie

‘Het kan nog jaren duren voor we ons terdege bewust zijn van de vernieuwende invloed die De Maeyer heeft gehad op de Vlaamse jeugdliteratuur.’ Dit schreef ik op 3 september 1998 in mijn in memoriam in de Standaard der Letteren. Nu, twintig jaar na zijn plotse overlijden, brengt uitgeverij Van Halewyck drie van zijn kerntitels opnieuw op de markt in een door zijn zoon Peer prachtig vormgegeven bundel. Deze heruitgave van Fietsen, In de put en Mama? biedt een geschikt moment om te proberen zijn invloed in kaart te brengen.

  
De aanloop
Toen Gregie De Mayer in 1976 de wereld van het kinderboek binnenstapte, liet weinig vermoeden dat hij zou uitgroeien tot een van de markantste persoonlijkheden in de Vlaamse jeugdliteratuur. Hij debuteerde als kinderboekenillustrator met De heksenschool van Henri van Daele, een auteur voor wie hij in bijna twintig jaar meer dan dertig boeken zou illustreren. De karikaturaal getekende figuren, die de invloed verraadden van zijn werk als cartoonist, waren in die jaren beslist niet uitzonderlijk. Wel bijzonder was zijn gedrevenheid om als illustrator een eigen ‘stem’ te krijgen en als dusdanig ook gewaardeerd te worden.  
 
Vanaf 1982 ging hij samen met Van Daele boeken maken waarbij het tekenwerk helemaal geïntegreerd werd in het verhaal. Boerenjongens, een opmerkelijk resultaat van die integratie van beeld en tekst, behaalde in 1984 als eerste Vlaamse jeugdboek de prestigieuze Premio Grafico in Bologna. Het was meteen het begin van een vruchtbare carrière als boekarchitect, waarmee hij een grote invloed zou uitoefenen op de professionalisering van het Vlaamse kinderboek. Een jaar later ging het duo nog een stap verder. Voor Sara en de zes paarden (1985) maakte De Maeyer eerst de tekeningen, waarbij Van Daele vervolgens de tekst schreef. In hetzelfde jaar nog verscheen Pief poef paf, mijn broek zakt af, waarvoor De Maeyer zowel de tekst als de illustraties maakte. Deze persoonlijke evolutie illustreert zijn streven naar meer erkenning voor de illustrator. Dat het werk van illustratoren van kinderboeken vandaag veel meer gewaardeerd wordt dan vroeger, is zonder meer een van zijn verdiensten.
 
Ook al kun je zijn eerste boeken bezwaarlijk vernieuwend noemen, toch bleef De Maeyer als illustrator experimenteren. In zijn zwart-wittekeningen, aanvankelijk gekenmerkt door fijne arceringen en stipjes, werd het wit steeds belangrijker, alsof hij meer ruimte wou laten voor de fantasie van de kijker. In enkele prentenboeken combineerde hij getekende personages met gefotografeerde voorwerpen. In De computer lekt (1986) liet hij sommige tekeningen hertekenen met behulp van een computer. Een nieuwe uitdaging vormde de animatieserie Saartje en Sander (1989-1991) die hij samen met Henri Van Daele maakte voor televisie. Het medium dwong hem nog verder te vereenvoudigen.  
 
Sprong in de diepte
En toen, in 1993, kwam Fietsen, een boek dat Wim van Severen in Ons Erfdeel (1996, nr. 3) typeerde als ‘een klap in het gelaat van zijn trouwe publiek’. Tekst én illustraties verschilden wezenlijk van zijn vroeger werk. Het verhaal vertrok nog steeds van een herkenbare gebeurtenis uit het kinderleven, maar de vrijblijvende humor was verdwenen. De pogingen van Bet om te leren fietsen zijn niet langer aanleiding voor een reeks grappige voorvallen, maar staan symbool voor het opgroeien. Van haar oma leert Bet dat je niet leert fietsen door uitleg over hoe het moet, maar door het gewoon te doen. Bij het begin kun je dat duwtje in de rug wel gebruiken, maar verder moet je het alleen doen, moet je doorfietsen, ‘zonder te weten dat er nog zoveel gebeuren kan.’ Dankzij deze diepere laag vonden meerdere recensenten het boek boeiend voor groot en klein.  
 
De suggestieve stijl van de tekst was toen in boeken voor jonge kinderen vernieuwend, zeker in Vlaanderen. Het meest vernieuwend waren echter de illustraties. Hierover schreef hij: ‘Maar de dag dat ik ‘foert’ zei en met een inktbus in de hand de illustraties van Fietsen op papier spoot, zal ik niet licht vergeten.’ (persoonlijke correspondentie 20.11.1995). Nog meer dan zijn tekst herleidde hij zijn tekeningen tot de essentie. Door zijn naïeve directheid is zijn stijl verwant aan het expressionisme. Zonder omhaal gaf hij vorm aan zijn gevoelens. Als Bet boos is, drukken enkele dikke lijnen voor mond en wenkbrauwen haar woede uit.
 
In 1995 kreeg De Maeyer voor Juul de Driejaarlijkse Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor jeugdliteratuur. Voor de jury weerspiegelen ‘de gedurfde, haast primitieve tekeningen […] perfect de sobere maar indringende verwoording.’
 
Met In de put (1993) en Mama? (1994) trok De Maeyer de lijn van Fietsen door. Hij hanteerde dezelfde expressieve tekenstijl, al gaf hij die hij in Mama? nog meer kracht door de contouren met dikke borstelstreken neer te zetten. In de put verbeeldt het belang van vrienden, die met vereende krachten Pee uit de put halen. In tekst en beeld drukt De Maeyer krachtig Pees wisselende gevoelens uit van frustratie, woede, angst en spijt. De gevoelens probeert hij ook in klank te vatten: ‘Logge, donkere wolvenwolken jagen hem achterna’. In de put bekruipen Pee ook donkere, beangstigende gedachten en paniek. Door die een plaats te geven, rekent De Maeyer af met het beeld van het schattige kind dat afgeschermd moet worden van de boze buitenwereld. Daarin ging hij nog een stap verder in Mama? Ontredderd door het geruzie tussen haar ouders wil Helena terug in mama’s buik. Verstopt onder mama’s jurk leert ze hoe belangrijk het is om op eigen benen te staan, waardoor er ook ruimte komt voor de ander. De drie boekjes bewerkte De Mayer voor het theater, wat hij ook met later werk deed. Hierdoor werkte hij ook mee aan de vernieuwing van het Vlaamse jeugdtheater.
 
Vuurwerk
In 1996 verraste Gregie de Maeyer opnieuw met Juul, een boek over pesten dat in de kritiek getypeerd werd als ‘een verbijsterend relaas’ (Belle Kuijken), ‘nogal cru’ (Koen Driessen) en ‘een schokkend, bijtend verhaal’ (Ria de Schepper). Het thema pesten was niet nieuw, integendeel, het was in de jaren negentig heel populair in de jeugdliteratuur. Maar opnieuw koos De Maeyer voor een heel persoonlijke, gedurfde benadering. Terwijl in de meeste kinderboeken de gepeste voor zichzelf leert op te komen, doorgaans met de hulp van anderen, legde De Maeyer de nadruk op de vernietigende werking van pesterijen én op de verpletterende verantwoordelijkheid van de meelopers. Juuls onmacht verwoordde hij schokkend door hem zichzelf in de vernieling te laten werken: hij knipt zijn haar af, duwt zijn ogen uit, steekt zijn tong in het stopcontact en legt zijn benen op de sporen. Daarbij hanteerde de auteur een lijflijke taal die de wreedheid van het gebeuren onverhuld tot uiting brengt:  
 
‘En Juul deed zijn ogen dicht. Hij wou niets meer zien. Nooit meer. Met zijn duimen heeft hij zij beide ogen uit zijn kassen gedrukt. Ze wipten als warme knikkers op de grond. Zonder te stuiteren.’  
 
Door deze benadering was Juul een van de eerste prentenboeken in Vlaanderen die niet bedoeld waren voor kleuters.

Ook door de vormgeving en de illustraties viel Juul meteen op. De foto’s van het houten beeld van de kunstenaar Koen van Mechelen braken radicaal met de klassieke kinderboekenillustraties. Op de foto’s wordt de houten figuur van Juul stuk voor stuk uit elkaar gehaald. Het boek is het eerste in een reeks totaalprojecten waarin De Maeyer verschillende kunstvormen wou integreren. De toneelvoorstelling door het gezelschap Gordijnen voor Konijnen werd een groot succes. Ook voor De kooi (1997) deed De Maeyer een beroep op Koen van Mechelen en ook hierbij kwam er een theatervoorstelling, naast een tentoonstelling en een atelier filosoferen met kinderen. Het project verbeeldde de emotionele kracht van kunst: als Jan zich na de dood van zijn vogel bedrogen voelt, vernielt hij zijn schuilhut om met de brokstukken een kunstwerk te maken waarmee hij zijn emoties kan sublimeren.
 
Gregie De Maeyer was zeker niet de enige Vlaamse illustrator die in de jaren negentig met technieken en stijlen ging experimenteren. Er groeide in die jaren een openheid voor nieuwe vormen in het Vlaamse prentenboek, maar daarin speelde hij zonder twijfel een cruciale rol, niet alleen door telkens weer nieuwe wegen op te zoeken, maar ook door onvermoeibaar jong talent te stimuleren. Daardoor heeft hij een belangrijke impact gehad op andere illustratoren die hun eigen weg gingen zoals Gerda Dendooven, Klaas Verplancke, Paul Verrept, Erika Cotteleer, Ingrid Godon, Goele Dewancke, Tom Schamp en Carll Cneut.  
 
In 1998 was er de tentoonstelling ‘Vlaamse reuzen’ in Bologna, waarvoor De Maeyer het verhaal ‘Reuze’ schreef. Die tentoonstelling was mee het resultaat van zijn inspanningen als promotor van de Vlaamse jeugdliteratuur, ook hier samen met zijn kompaan Henri Van Daele. Hij was ook een van de belangrijkste initiatiefnemers van de jeugdboekenweek en zorgde voor sponsoring door de bank waar hij werkte op de promotiedienst.
 
Voor zijn meest ambitieuze project, Manneke van glas (1998) trok Gergie De Maeyer met Koen Van Mechelen en fotograaf Peter Labarque naar Murano om er de techniek van het glasblazen te leren. Het motto van het boek ‘Het wezen van de dingen vervaagt naarmate het zichtbaar is’ verwijst niet alleen naar het manneke van glas, een wezen dat door zijn kwetsbaarheid het diepste bij de mens naar boven brengt, maar ook naar zijn eigen kunstopvatting. Met zijn kunst wou hij raken aan het wezen van de dingen, niet door het te verklaren, maar in toenemende mate door de kracht van de suggestie. In een interview met Ria de Schepper noemde hij zichzelf ‘een manneke van glas’, een kunstenaar die zijn eigen krassen en barsten laat zien in zijn werk. Dit geeft zijn werk een grote authenticiteit, waardoor het zich nog steeds een weg naar binnen snijdt bij lezers en kijkers.

Gregie De Maeyer: Fietsen, Van Halewyck, Kalmthout 2018, 144 p. : ill. ISBN 9789461319166. Distributie Pelckmans Uitgevers

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri