Dit
is een vreemd en bevreemdend boek. Bevreemdend zowel in de Brechtiaanse
betekenis van Verfremdung als in de
filosofische en psychologische betekenis van Entfremdung, existentiële aliënatie. Hier wordt overduidelijk
gesproken over de zeer reële geschiedenis van de Sjoa, de uitmoording van de
Joden in Oekraïne en Roemenië, het geboorteland van Aharon Appelfeld. Deze
massamoorden in een aantal dorpen (in feite in àlle dorpen) worden in
gruwelijke details verteld door de christelijke buren van de slachtoffers die
het allen gezien hebben en die niet geprotesteerd hebben, laat staan getracht
hebben de moorden te verhinderen. Niet alleen omdat ze hoogstwaarschijnlijk
machteloos stonden tegenover de Duitse bezetters, maar ook omdat ze reeds lang
wisten dat het lot van de Joden in hun dorp beslecht was; ook al komen we in
het hele verhaal geen enkele Duitse soldaat tegen.
Sommige lokale boeren verheugen
zich over deze opruiming en wachten niet eens tot de Joodse gezinnen vermoord
zijn om hun huizen van de zolder tot de kelder te plunderen. Anderen deelden in
ieder geval hun afkeer van de Joden die het volgens hen beter stelden en die
vooral dachten dat ze beter waren dan de rest van de bevolking. Zo werd het
althans al generaties door grootouders en ouders aan de volgende generatie
doorgegeven: wij zijn arm en moeten ons krom werken omdat de Joden tot nog toe
alle touwtjes in handen hadden. Wanneer de boeren hun land voor goed geld aan
een houtzagerij verkopen en met lede ogen zien hoe het landschap door die
industrialisering langzaam maar zeker lelijker en ongezonder wordt, is dat vast
en zeker de schuld van de Joden die achter deze manipulaties steken. Bewijzen
zijn hier niet nodig, want door de preken van hun pastoors wisten de mensen dat
de voorouders van deze Joden Jezus vermoord hadden en daarvoor zullen moeten
boeten. De Joden verspreidden ook de epidemieën die geregeld de bevolking troffen.
Wanneer men dan ziet dat er ook Joden sterven, beschouwt men dat een extra
bewijs van hun perfidie, want ze zijn zelfs bereid enkelen van hun eigen mensen
op te offeren om de niet-Joden te raken.
We horen dit alles niet van antisemitische propagandisten of
traditioneel religieuze anti-Judaïsten, maar we vernemen het indirect uit de
gesprekken die één christelijke vrouw, Irena, met haar niet-Joodse buren voert.
Eerst was ze getuige van de slachtpartij, toen ze nog geprobeerd heeft de
lokale politieagent Iljitsj te bewegen deze vreedzame Joodse winkeliers, die
toch iedereen in het dorp kende en die nooit iemand kwaad gedaan hadden, te
laten gaan. Maar Befehl ist Befehl, en met de Duitsers valt daar niet
over te lachen, zei Iljitsj.
Toen het duidelijk werd dat ook haar man Anton het helemaal
met de Duitsers eens was, deed ze wat ze reeds lang had willen doen: ze verliet
het huis waar ze de hele tijd van haar huwelijk, geslagen, uitgescholden en
brutaal verkracht werd en trok de bergen in, op zoek naar een tante die ooit
met een Joodse student samengewoond had en die daarom het zwarte schaap van de
familie geworden was. De eigen ouders van Irena hadden altijd de kant van haar
man gekozen, want als vrouw was het haar taak hem goed te verzorgen en nooit
reden tot klagen te geven.
Tot zover de eenvoudige plot over uitbuiting, misogynie,
antisemitisme en achterlijkheid. Het vreemde van dit boek is dat het als een
grimmig sprookje verteld wordt. Omdat Irena door de gruwel van de moordpartij
en de medeplichtigheid of schuldige onverschilligheid van haar familie en
dorpsgenoten tot het inzicht gekomen was dat het lot van deze Joden haar
herinnerde aan de verhalen die ze altijd over het lijden van Jezus gehoord had.
Niemand had haar ooit gezegd dat Jezus zelf een Jood was, en ook de Heilige
Maagd Maria en al de apostelen. Ze wil de mensen die ze onderweg in de
herbergen tegenkomt van deze waarheden overtuigen, maar ze wordt niet geloofd.
De mannen verklaren haar gek of godslasterlijk, slaan haar en proberen haar om
te brengen. Alleen bij een aantal vrouwen vindt ze gehoor en hulp en wordt ze
als raadgeefster en soms zelfs als genezer gewaardeerd.
Waar de aliënatie van de
miserabele meerderheid de irrationele haat van de meeste mannen tegen de Joodse
minderheid verklaart, werkt de angst voor de vermoorde Joden bij veel vrouwen
als een vorm van Verfremdung: eerst
hadden ze bijgelovig angst voor de wraak van de slachtoffers, maar
langzamerhand kan Irena een paar van hen overtuigen dat de Duitse bezetters
weinig hadden kunnen doen zonder de hulp van deze christelijke boeren en
dorpelingen. Dat is de opdracht die Irena op zich neemt: haar medechristenen met
Bijbelcitaten ervan te overtuigen dat vooringenomenheid, haat en racisme
volkomen onchristelijk zijn.
Het verhaal breekt bruusk af wanneer ook Irena, de helper
en genezer, zelf aan tyfus sterft. Bijna alsof ze er nooit geweest was.
Door de snelle
afwisseling van taferelen leest dit laatste boek van Aharon Appelfeld (1932-2018),
die met dit verhaal opnieuw terugkeert naar de regio van zijn jeugd, als een
spannend filmscript: je weet dat wat er komt vreselijk zal zijn, maar je kan
niet wachten tot het gebeurt. Je weet uiteraard dat de missie van Irena moest
mislukken, maar je had het als lezer zo graag anders gewild.
Aharon Appelfeld: Verwondering, Ambo/Anthos, Amsterdam, 2019, 249 p. ISBN 9789026343353. Vertaling van Timahon door Kees Meiling.
Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan