Leo
en Simon, een jong koppel, zijn neergestreken in Brussel. Leo werkt in een
winkel voor zwangerschapskledij, haar partner Simon is een veelbelovend
grafisch ontwerper. Ze delen een trauma, want verloren allebei hun moeder op
veel te jonge leeftijd. Maar ze zijn gelukkig samen, alles is rustig.
Tot, op een nacht, Simon thuiskomt met een zelfontworpen
tatoeage achter zijn oor, maar vooral ook met een hoop warrige gedachten in
zijn hoofd. Gaandeweg begint hij zich steeds vreemder te gedragen. Hij zegt
zijn job op, stort zich als een dolle op een eigen bedrijfje met een wel heel
erg vaag businessplan, er valt geen land meer met Simon te bezeilen. Leo voelt
haar vriend uit haar handen glippen, hun zorgvuldig opgebouwde leventje samen
spat genadeloos uit elkaar, en ze kan er niks tegen doen. De situatie
escaleert, Simon verliest zich compleet in een psychose, als gevolg van de
bipolaire stoornis waarmee hij even later in de psychiatrische afdeling van het
ziekenhuis wordt gediagnosticeerd.
Het is een eenvoudig verhaal dat zich makkelijk laat
navertellen, maar Lize Spit is erin geslaagd om er een onvergetelijke ervaring
van te maken. Ze vertelt het verhaal vanuit het standpunt van Leo, die
gaandeweg ontdekt wat er aan de hand is, maar daarbij eerst vele pagina’s lang
volstrekt in het duister tast. Je voelt dat er iets aan de hand is, maar je
weet nog niet wat. De scenariste in Spit heeft daar ook nog een beproefde truc
aan toegevoegd, die ze al vanaf de eerste pagina in de strijd gooit: door een
fietstocht van elf minuten die ons van de ene cliffhanger naar de andere zal
leiden naar de uiteindelijk plot, en die ze tergend traag als een soort
intermezzo’s prijsgeeft, weten we meteen dat er nog iets staat te gebeuren.
Suspense opbouwen kan Spit als geen
ander, en dat maakt het ook nu weer heel erg moeilijk om het boek aan de kant
te leggen. Maar de échte reden waarom Ik ben er niet zo’n onuitwisbare indruk
achterlaat, is niet de virtuositeit waarmee Spit een verhaal weet te brengen. Het
is juist het engelengeduld waarmee Spit te werk gaat, dat respect afdwingt. De
échte reden is de bijzondere relatie tussen twee gekwetste mensen die blijft
hangen. Leo
en Simon steunen op elkaar. Onvoorwaardelijk, er is niet zo heel veel buiten
hen om. Er zijn ook nog Coen en Lotte, een bevriend koppel, al zijn het vooral
Lotte en Leo die veel aan elkaar hebben, want al snel wordt duidelijk dat Simon
in Coen een van zijn vroegere pestkoppen meent te herkennen.
Met heel veel precisie geeft Spit ons een inkijk in het
ziekteverloop van Simon. We kijken mee door de ogen van Leo, ogen vol liefde,
die het beeld allicht vertroebelt. Zoals dat gaat in de werkelijkheid. Naast
elke zieke staat een geliefde, of een vader of een moeder, een kind, een vriend.
Wie zijn zij? Wie is Leo? Ik ben er niet is een langgerekte ode aan het genuanceerd denken over situaties waarover
we vaak veel te snel een ongefundeerd oordeel klaar hebben zitten.
‘Voor eenzaamheid is
niet veel nodig: slechts een ander die de ernst van je situatie onderschat,’
bedenkt Leo zich ergens halverwege, wanneer de ernst van Simons toestand ten
volle van de pagina’s spat. Het is een van de vele betekenissen die je aan de
titel van het boek zou kunnen geven. Het is niet alleen Simon die er niet is,
het zijn ook niet alleen hun vrienden of ouders die er niet of in ieder geval
te weinig écht zijn.
Het is misschien nog in de
eerste plaats ook Leo zelf. De jonge vrouw die zich compleet wegcijferde om er
voor haar vriend te zijn, en die zeshonderd pagina’s aan het woord is geweest
maar die we aan het eind eigenlijk nog steeds niet kennen. Daar ligt de
essentie van Ik ben er niet,
in dat zorgvuldig geschilderde portret van twee mensen die elkaar niet kunnen
loslaten, omdat ze anders zonder pardon de dieperik in vallen. En die dus tot
het uiterste gaan voor elkaar. Ik ben er niet begint als een thriller, maar op het einde blijkt het een bikkelhard
maar bloedmooi verhaal over liefde te zijn geweest.
Lize Spit: Ik ben er niet, Das Mag, Amsterdam 2020, 570 p. ISBN 9789493168718
deze pagina printen of opslaan