Als we nu eens
samen gaan?
‘Nihil dat is het
woord.’ In ‘De aftocht’ maakte Paul van Ostaijen de rekening op: alles moest
van tafel. 100 jaar later is Van Ostaijens gedicht het startpunt voor de
verzamelbundel De aftocht. 35
kunstenaars antwoorden op het slotgedicht van Paul van Ostaijens Bezette Stad. In de nadagen van de
coronacrisis kijkt een nieuwe generatie vooruit.
De aftocht beëindigt het
Van Ostaijenjaar, waarin de Nederlandse literatuur 100 jaar Bezette stad (1921)
vierde. Het fraaie multimediaproject Besmette stad ter ere van het eeuwfeest bracht jonge
kunstenaars in 2021 in contact met Van Ostaijen. Vlaanderens bekendste
avant-gardist blijkt een ‘re-inspiratie’, zoals dichter Franz Josef Czernin
beschrijft. Reculer pour mieux sauter, bewijst De aftocht.
Nihilisme is het
marsorder. ‘Bezette wereld’ van de Oostenrijkse schrijver Franzobel (vertaald
door Elbert Besaris) wuift de wereld adieu: ‘zonder geloof, uitzicht / met een
ridicule illusie / van klein geluk’. Radna Fabias smeekt om een nieuwe messias:
‘paul zeg iets’. En het muziekcollectief Teletext verklaart de woordenvoorraad
uitgeput:
‘Ik
heb niks meer te zeggen
dus
ik praat om van mijn
woorden af te komen
om ieder woord een laatste keer gezegd te
hebben’
Wanneer
de verslagenheid de lezer onder de voet dreigt te marcheren biedt deze aftocht
hoop. Esther Kinsky zoekt in ‘Breuk’ (vertaald door Ton Naaijkens) naar ‘weerwoorden’
om door te gaan, ‘vooruit nu vooruit opnieuw’. Peter Sijbenga vraagt in
‘Geduld’ om tijd te nemen. In het Friese ‘Ik sil it omdraaie’ draait Michelle
Samba de bladzijde om: ‘Ik sil it opjeje omdraaie fuortjeie’. En Pieter
Waterdrinker wil van ‘ik heb’ naar een ‘wij hebben’. Nieuwe woorden en
collectiviteit blijken de wegbereiders naar een toekomst.
Ook Van Ostaijens vormspel inspireert.
In ‘Missaal voor een zo goed als nieuw Te Ceoum’ laat Daan de Jager de lezer
het boek 360 graden draaien. Er ontsnappen woorden uit de buik van het gedicht,
die zich als een navelstreng draaien rond een affiche. Daarop staat het Te
Ceoum –te lezen als Te CEO-um–, die het ‘Te Deum’ parodieert als kritiek op
consumentisme. In ‘De Fee’ van Sumai Yahya prikt de lezer zich aan stekels en
verdrinkt zij in een golf. Als doornen zijn er uit het woord ‘ons’ twee lange
driehoeken gegroeid. Elders rekken letters zich tot scherpe ijspegels. Een r lijkt
wel een p, waarvan de disproportioneel lange poot de onderliggende regel port. Aan
het einde zwellen de regels aan tot een overrompelende vloedgolf. Corona leerde
Yahya dat het samen moet of niet. Het zijn feesten van typografie die de taal
doen leven.
De
aftocht ontleent zijn kracht aan een tegengestelde beweging. De
neerslachtigheid toont wel dat de bundel wil terugtrekken, maar de spitante teksten
en tekeningen barsten zodanig van vitaliteit en energie, dat ze eigenlijk vooruit
lijken te willen. Vooruit naar nieuwe woorden voor een uitgeputte taal en
maatschappij. Die urgentie doen de bijdragers voelen in een thematisch en
vormelijk rijke bundel.
De samenstellers slaagden erin om niet enkel een ode aan
Van Ostaijen te brengen, maar ook een toekomst af te beelden. Dit is een bundel
waar de veiligheidspal er van in het begin afgaat. De klaroenen klinken en
luisteren zal je.
Anna Eble, Marleen Nachtegaal, Matthijs de Ridder en Willem Bongers-Dek (sam.):
De aftocht, Pelckmans, Kalmthout 2022, 224 p. ISBN 9789464016130
deze pagina printen of opslaan