Herman Pleij heeft als
historicus waarschijnlijk meer dan andere vakgenoten ervoor gezorgd dat de
wetenschappelijke kennis van de vroegmoderne periode een breed publiek heeft
weten te bereiken. Na de vele boeken die hij aan zijn onderzoeksgebied heeft gewijd
komt hij nu met een boek over zichzelf. Want hoewel Met een scheef oog
strict genomen geen autobiografie mag heten, is het dat eigenlijk wel. Het boek
ontstond uit de suggestie van zijn uitgever om een autobiografie te schrijven,
een idee die Pleij zelf aanvankelijk grappig en niet aan de orde vond – tot de
suggestie kwam om misschien aan de hand van zijn eigen herinneringen een aantal
tijdsbeelden te schetsen van Nederland van de jaren 1940 tot de jaren 1970.
Doorheen de
verschillende hoofdstukken van dit boek neemt Pleij dan ook zijn eigen jeugd en
jongvolwassenheid als een kapstok om iets te vertellen over hoe Nederland en de
Nederlandse cultuur vorm kregen. Hij puzzelt uit familieverhalen, uit het
gedrag en de gewoonten van zijn ouders, maar ook uit de schoolcultuur, de
eigenaardigheden van de Gooise jeugd en het leven aan de universiteit in de
jaren 1960 (en de rivaliteit tussen bekende professoren) een beeld bij elkaar
van wat zowel verstikkend als bevrijdend was voor een jongeman die opgroeide in
de luwte na de Tweede Wereldoorlog. Dat verhaal is altijd boeiend, en Pleij
slaagt erin om zijn eigen verhaal en dat van zijn familie open te trekken naar
een breder sociocultureel panorama waarin we veel te weten komen over de
achterkant van het dagelijks leven.
Veel vignetten blijven hangen,
vaak omdat ze herkenbaar zijn uit andere biografieën over een jeugd tijdens de
Wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Zo is er het gegeven dat Pleij als kind vaak
met zijn moeder naar de bioscoop ging, wat een avontuur was omdat de bioscoop
toen nog een totaal andere sociale functie vervulde dan vandaag. We vernemen
veel over het gevoel van solidariteit dat tijdens de bezetting onder de
bevolking heerste; over de manier waarop families omgingen met het geheim van
homoseksuele of (pijnlijker) pedofiele ooms; wat het betekende om met
verschillende generaties onder één dak te leven en dan plots een woning voor
het gezin alleen te hebben; over het zware deken van de gereformeerde kerk dat
over het maatschappelijk leven lag; maar ook over de manier waarop Moederdag
zich inschreef in oude rituele van de omgekeerde wereld, een invulling van dat
feest dat in latere decennia ondergesneeuwd raakte. Daarbij toont Pleij zich
vaak geamuseerd door wat hij zelf de ‘beheerste lichtzinnigheid’ van zijn
familie (met name aan moederszijde) noemt.
Tegelijk blijft er toch altijd
ook een zekere afstand bestaan, en deze wordt gecreëerd door Pleijs
nadrukkelijke aanwezigheid als auteur. Doorheen het boek hanteert Pleij vaak
een wat ironische verteltoon, wat zich ook vertaalt naar een soms barokke
zinsbouw. Hierdoor gaat het gevoel van betrokkenheid (van de lezer, maar ook
van Pleij zelf) soms wat verloren. Bovendien is het idee om de memoires als
aanzet te nemen tot een reeks tijdsbeelden ook niet helemaal geslaagd: daarvoor
komt Pleij niet altijd genoeg los van het persoonlijke verhaal en komt het
bredere cultuurhistorische kader dat het particuliere in het algemene kan
onderbrengen niet altijd even goed uit de verf. Het vergt uiteraard een
moeilijke evenwichtsoefening om die twee in balans te houden, maar in dit boek
overweegt het (auto)biografische doorgaans op het cultuurhistorische tijdsbeeld.
Misschien heeft dat ook te maken met het feit dat Pleijs jeugd zich afspeelde
in een tijd en milieu dat we ondertussen al zeer goed kennen uit memoires,
films en televisiereeksen, zodat de inzichten die hij aanreikt vaak al gewoon
vertrouwd zijn uit andere bronnen.
Pleijs memoires zijn aangenaam leesvoer, herkenbaar en verhelderend
(en bij een historicus van dit kaliber hadden we ook niets anders verwacht), maar
hoewel het boek met het plezier van een goede roman van kaft tot kaft wordt
gelezen komen we alleen maar nu en dan tot een echt onverwacht inzicht (en bij
een historicus van dit kaliber hadden we dat nu net wèl verwacht). Kortom, een
mooie en intelligente autobiografie, maar toch een kleiner opus in het
oeuvre van deze opmerkelijke cultuurhistoricus.
Herman Pleij: Met een scheef
oog: Tijdsbeelden aan de hand van mijzelf, Prometheus, Amstedam 2022, 312 p.
ISBN 9789044650266. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan