Nederlands proza

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Lisa Weeda: Dans dans revolutie

door Jooris van Hulle

Met haar roman Aleksandra, die een paar maanden voor de Russische inval in haar moederland Oekraïne verscheen, maakte Lisa Weeda een sterk opgemerkt debuut in de Nederlandse literatuur. De roman werd onder meer bekroond met de Bronzen Uil en haalde de shortlist van de Libris Literatuurprijs. Ik kan me perfect voor de geest halen hoe de jury van de Libris voor een soort dilemma kwam te staan: een roman bekronen die vanuit literair oogpunt een ware verademing was, en dit alleen al door de totaal eigenzinnige manier waarop de auteur haar familiegeschiedenis in kaart bracht, of anderzijds de kritiek voor zijn als zou hier een roman worden bekroond waaraan in de mainstream van goodwill tegenover het land dat werd aangevallen door buurland Rusland, niemand, ook niet de jury van de grootste literaire prijs uit ons taalgebied, kon of mocht voorbijgaan?  

Was er in Akeksandra nog een directe link met Oekraïne, in Dans dans revolutie kiest Lisa Weeda voor het fictieve land Besulia als setting. Geen stad, geen dorp, hoe onooglijk ook, of de inwoners moeten de wreedheden van de Tenebrianen (het Latijnse ‘tenebrae’ klinkt hier door, het zijn de kinderen van de duisternis, meer nog: de kinderen van het kwaad) ondergaan. Veel verbeeldingskracht heeft de lezer niet nodig om in de beschreven situaties Oekraïne te herkennen:
 
‘De Tenebrianen bezetten bijna alle huizen, een groot deel van de mensen werd gedood. Deze Mara hield zich meer dan een maand schuil in haar kelder met bijna niets te eten.’
 
Ontbering, angst, uitzichtloosheid: het zijn de beelden die ons dagelijks bereiken (en nu ook te maken hebben met het Israëlisch-Palestijns conflict). Dat Lisa Weeda in haar roman een jonge vrouw ten tonele voert die video’s maakt over de oorlog in het land, maakt duidelijk hoe het beeldmateriaal steeds belangrijker is geworden, ook in de opinievorming (even terzijde hier: als virtual-realityregisseur maakte Weeda naam voor zij zich, vanuit het besef dat de werkelijkheid de verbeelding heeft ingehaald, ook echt als romanschrijver profileerde).
 
Dans dans revolutie is meer geworden dan een documentair relaas van een oorlog en de ermee gepaard gaande ontmenselijking van niets en niemand ontziende agressors. Zeker, verspreid over de roman wordt de lezer het verhaal aangereikt van individuele gevallen van slachtoffers in Besulia: ‘Het land is ziek geworden van verdriet. Er zijn donkere krachten onze dorpen, bossen en steden in geglipt. De aarde is in rouw.’. En bij uitbreiding: ‘De mensheid is haar eigen duivel. We lijken te worden geboren om onze eigen soort te martelen en de dood in te jagen. Om toeschouwer van ons eigen donker te zijn, generatie na generatie.’ Maar Weeda kijkt verder.
 
Het gaat om de manier waarop mensen, vooral expats dan, hun gestorven en/of gesneuvelde landgenoten weer tot leven dansen. Ik denk hier terug aan de uitspraak van de Duitse choreografe Pina Bausch: ‘Dans, dans, anders zijn we verloren.’ Weeda heeft het over de ‘svaboda samoverzjenja’, de traditionele Belusiaanse dans, ‘daar kan je het kwaad mee verjagen, het duister en de duivel. En de doden die te vroeg zijn heengegaan, die kan je weer tot leven wekken, als je het goed doet.’ In de roman wordt steeds gesproken van de ‘slechte doden’, mensen die – onder meer door oorlogsgeweld – te vroeg zijn gestorven.
 
Weeda heeft haar ‘dans-van-het leven’ op een ingenieuze manier opgebouwd. Begin- en slothoofdstuk haken in elkaar: ze zijn opgevat rond de figuur van Toni, die tweeënhalf jaar na de oorlog in Besulia samen met haar collega Kaspar bij de body-pick-up-service werkt en de lijken van oorlogsslachtoffers ophaalt die dan later bij burgers worden afgeleverd met de vraag die weer tot leven te dansen. Mooi gevonden hier is dat reeds in het openingshoofdstuk, zij het schijnbaar achteloos dan, de personages hun opwachting maken die verder zullen komen meespelen in het verhaal. Dat ‘verder’ is door Weeda opgebouwd als een retrograde, waarbij gaandeweg stappen in de tijd worden teruggezet die de lezer bij het uitbreken zelf van de oorlog moeten brengen. En al even inventief hier is het gegeven dat het icoontje boven de tekst in het hoofdstuk dat terugblikt op de situatie ‘vier dagen voor de oorlog’ en alle personages bijeenbrengt die voordien al apart zijn behandeld, gewijzigd is: het is niet meer het zwart-witteken (een metaforische voorstelling van goed en kwaad) dat overal elders wordt gebruikt, maar het ineen gestrengelde beeld van zes figuurtjes die op tranen of tere bloesems lijken.
 
Werkelijkheid en geloof in de magisch-helende kracht van de dans haken in elkaar, geleid door de aan traditionele riten herinnerende figuur van de Notsjnik. Op die manier overstijgt het geheel het louter aan de persoon van de auteur gerelateerde levensverhaal. En toch, heeft Weeda het hier niet over zichzelf als ze schrijft: ‘ik huilde jaren later over wat er met onze familie gebeurd was, met mij, als jong meisje ver van huis. Het was alsof ik twee lichamen had gehad: een dat functioneerde en een dat gevoelens had opgeslagen die er niet uit konden. Het duurde lang voordat ik die twee lichamen echt over elkaar heen kon schuiven.’
 
Lisa Weeda: Dans dans revolutie, De Bezige Bij, Amsterdam 2024, 238 p. ISBN 9789403194110. Distributie Standaard Uitgeverij

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri