‘Dat dit zo’n fragmentarisch boek is, komt doordat ik
alleen maar fragmenten heb.
Ik zou ze scherven moeten noemen […] Of vondsten.
Brokstukken, hoe dan
ook.’
Zo beschrijft Matteo B.
Bianchi (Locate di Triulzi, 1966) Zij die achterblijven, memoires die meer
dan twintig jaar geleden door zijn hoofd spookten. Die memoires draaien rond
het verlies van S., de partner die enkele maanden na het stopzetten van hun
relatie zelfmoord pleegde in het appartement waar Bianchi was blijven wonen. S.
woonde er niet meer, maar had nog steeds een sleutel. S. had zijn dood
meermaals aangekondigd, ook die laatste dag. Bianchi had het einde van een telefoongesprek
van S. niet echt gevat:
‘“Je hoeft je in elk geval geen zorgen te maken: als je
thuiskomt ben ik er niet meer”’.
Niemand had de vele signalen echt willen oppikken en S.
liet zijn dierbaren achter met vele vragen, in het bijzonder Bianchi, met wie
hij zo’n zeven jaar samen was geweest. Meer dan twintig jaar later heeft
Bianchi S. nog altijd lief, ook al haat hij hem soms. Hij beseft nu dat hij
wellicht nooit antwoorden op al zijn vragen zal krijgen, ook al liet S. een
schrift afscheidsbrieven achter. Na een heel duistere periode, waarin hij
overweldigd was door verdriet, heeft Bianchi het besluit genomen weer te leven
en mild te zijn, voor S. en zichzelf. Een bewuste keuze want genezen van
verdriet doe je, volgens Bianchi, niet, maar langzaam raap je jezelf weer op. Vandaar
ook de Italiaanse titel: La vita di chi resta, het leven van wie
achterblijft, en niet Bianchi’s werktitel, Il dolore di chi resta, het
verdriet van wie achterblijft.
Dat verdriet leek Bianchi indertijd met niemand te kunnen
delen. Door de zelfdoding van S. realiseerde hij zich dat er nog altijd een
taboe rond heerst. In 38 landen (wereldwijd!) mag er dan er al op
institutioneel vlak zelfmoordpreventie zijn, een systematische opvang of
begeleiding van slachtoffers is er echter niet. ‘Zij die achterblijven’ hebben
het gevoel dat ze er alleen voor staan en dat niemand echt bereid is erover te
praten. Niet per sé uit onwil, maar omdat men niet goed weet hoe. Er zijn ook
heel weinig therapeuten of experten die zich hierin bekwamen. Bianchi heeft het
in de eerste plaats over Italië, maar ook in andere landen zou dat zo zijn. In
zijn zoektocht naar antwoorden, die de sceptische Bianchi ook naar mediums voerde,
vond hij één zelfhulpgroep in Padua en één suïcidoloog, dokter Maurizio Pompili,
in Rome. Bianchi merkt op dat Pompili, net zoals zijn Amerikaanse voorgangers, fysiek
zo goed als onzichtbaar is in de zorg. Suïcidologen lijken verbannen naar kelderverdiepingen
en werkruimten zonder ramen.
Met zijn memoires doorbrak Bianchi die verdringing en
schreef hij tegelijkertijd het boek dat hij zelf graag gelezen had na de
suïcide van zijn ex-partner. Zij die achterblijven is, zoals de auteur halverwege
het boek aangeeft, een aaneenschakeling van vaak erg korte fragmenten waarin
Bianchi zijn leven met en na S. reconstrueert. Hij citeert hierbij heel wat
werken over de dood en gaat ermee in dialoog. Die verwijzingen zijn goed
gekozen net zoals een aantal ironische boodschappen van wie uit het leven
stapte. De auteur bedt die mooi in zijn eigen vertelling in. Die is bijwijlen
erg duister en confronterend, maar ook heel beklijvend. De fragmenten grijpen
al snel op elkaar in. Het narratief over S. verandert wel continu, maar het is
de bereidheid tot vertellen die je als lezer zal bijblijven. Bianchi heeft
altijd heil gezocht in boeken allerhande. ‘Zij die achterblijven’ na zelfdoding
kunnen dat in zijn memoires.
Matteo B. Bianchi: Zij die achterblijven, De Bezige Bij,
Amsterdam 2024, 256 p. ISBN 9789403130484. Vertaling van La vita di chi resta door
Manon Smits. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan