Dieven
van het licht
is volgens de achterflap de eerste historische roman van Philipp Blom. Alhoewel
die opmerking technisch juist is, heeft de historicus met zijn boek Een Italiaanse reis bewezen dat hij zich kan
verplaatsen in het verleden. In deze zoektocht naar de herkomst van zijn viool construeert
hij een beeld van de maker van zijn zeventiende-eeuwse viool. Op de grens
tussen geschiedschrijving en literatuur geeft hij kleur aan het leven van een
anonieme handwerker. Hoewel hij daarvoor veel zaken zelf moet invullen, zorgt
hij er wel altijd voor dat zijn verhaal historisch plausibel is.
In Dieven van
het licht kiest Blom volledig voor fictie. De roman gaat over de
twee broers Sander en Hugo die eind zestiende eeuw in de Nederlanden opgroeien.
Het zijn twee boerenjongens wier familie omgebracht wordt door een Spaanse
commandant die op zoek is naar protestantse vluchtelingen die bij de
boerenfamilie onderdak hebben gekregen. Vanaf dan staan de twee jongens er
alleen voor.
Na
een flinke sprong in de tijd gaat het verhaal verder in Rome. Sander en Hugo
zijn volwassen en proberen met het schilderen van bloemen aan de kost te komen
in Rome. Dat lukt hun aardig als ze in dienst worden genomen door Virgilio
Nobili, een schilder en dronkenlap die zijn werk vooral door zijn dochter Diana
laat uitvoeren. Diana kan de hulp van de twee broers goed gebruiken. Maar het
noodlot slaat toe en de broers zijn gedwongen om Rome te verlaten. Door
terugblikken weet de lezer dat dit overigens niet de eerste keer is dat de
broers een schilderwerkplaats hals-over-kop ontvluchten.
Deze opbouw van het boek waarbij
de twee mannen voortdurend in problemen komen en elders hun heil zoeken, maakt
het erg spannend. Het verleden zit hen op de hielen, terwijl ze tegelijkertijd
genoeg problemen het hoofd moeten bieden bij het opbouwen van een nieuw bestaan
in een andere stad. Aan de andere kant doet dit wel af aan de geloofwaardigheid
van het plot. Hoe vaak kan het de mannen lukken om als buitenstaanders het
vertrouwen te winnen van belangrijke opdrachtgevers? En hoe vaak kun je dat
verprutsen?
Wat
me hierbij vooral stoorde was het inzetten van de zwijgzame broer Hugo als een
deus-ex-machina-moordenaar. Tot twee keer toe begaat hij in een vlaag van
verstandsverbijstering – dus zonder duidelijk motieven – een moord, net op het
moment dat het verhaal een plottwist nodig heeft. Waar Blom in Een
Italiaanse reis steeds aannemelijk wil maken dat de stappen van de
vioolbouwer ook echt hadden kunnen gebeuren – omdat namelijk aangetoond kan
worden dat veel van zijn tijdgenoten dezelfde reis over de Alpen hebben gemaakt
– zet Blom dat principe bij Dieven van het licht overboord. Ja, dat
levert een spannend verhaal op, maar er zijn veel spannende historische romans.
Juist de (historische) geloofwaardigheid en de nuance was waar Blom tot nu in
uitblonk.
Ik
wil hiermee overigens niet beweren dat Blom niet over het plot heeft nagedacht.
Wat eerst een zoektocht naar geluk of een normaal leven lijkt, blijkt tegen het
einde van het verhaal juist een zoektocht naar gerechtigheid. Daarmee komen
alle eindjes van het begin van het verhaal bij elkaar. Maar het rond breien van
het plot lijkt hier belangrijker te zijn geacht dan het geloofwaardig maken
ervan.
Philipp
Blom: Dieven van het licht, De Bezige Bij, Amsterdam 2024, 414 p. ISBN 9789403108926.
Vertaling van Diebe des Lichts door Kris Lauwerys en Isabelle Schoepen.
Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan