De poëzie van Jan M. Meier is de
jongste jaren duidelijk in een stroomversnelling geraakt. Waar de dichter (toen
nog als Jean-Marie Maes) vroeger slechts sporadisch een bundel publiceerde,
verschijnt nu om de twee jaar een nieuwe verzameling gedichten. Na Grote gevoelens
en Schetsboek (2022) ligt nu Verstrengelingen op de leestafel. Het
lijvige boek is in feite een combinatie van twee aparte bundels: enerzijds Taalslag, anderzijds Verstrengeling. Daarbij omkaderen de
gedichten over taal de andere, waardoor ook op het niveau van de constructie
een zekere verstrengeling tot stand komt.
Taalslag bevat,
zoals de titel aangeeft, gedichten waarin de taal en de poëzie het centrale
thema vormen. De taal is voor de hedendaagse dichter echter geen
vanzelfsprekend gegeven: de tijd dat de muze het vers simpelweg dicteerde, ligt
lang achter ons. De meeste verzen in deze reeksen trachten de problemen onder
woorden te brengen waarmee de dichter worstelt. Er is allereerst de breuk
tussen werkelijkheid en taal. De dichter wordt geconfronteerd met een kloof
tussen wat hij wil zeggen en wat hij daadwerkelijk zegt. Daarom neemt hij zijn
toevlucht tot suggestieve beelden, die de werkelijkheid transformeren. Dat
poëtische universum is voor Meier enorm belangrijk, omdat het mogelijkheden
biedt om verder te reiken dan de doordeweekse mededeling, om op uitzonderlijke
ogenblikken door te dringen tot de bijzonder samenhang van de dingen. Dat
creatieve proces wordt in deze verzen keer op keer opgeroepen, maar vaak blijft
het halverwege steken: meermaals laat het gedicht het falen zien en tracht het
dat te verklaren. Daarbij valt op hoe in feite, ook na jaren ondervinding, geen
enkel recept voor een geslaagd gedicht sluitend is: de unieke ervaring en het
onverwachte blijven doorslaggevend voor het uiteindelijke vers.
De gedichten uit Verstrengeling
liggen in feite in dezelfde lijn. Ook hier gaat het vaak om het schrijven van
poëzie, en opnieuw neemt de dichter zijn toevlucht tot een groot aantal
beelden, ontleend aan uiteenlopende sferen, om zijn eigen versie te construeren
en uit te werken. Wel lijkt het erop dat de dichter hier nadrukkelijker
elementen uit zijn persoonlijke leven een rol geeft, ook al maakt Meier vaak
gebruik van de derde persoon om een al te directe identificatie uit de weg te
gaan. In deze gedichten gaat het herhaaldelijk ook over de jeugd en belangrijke
figuren uit die levensfase, waardoor een toon van romantische onbereikbaarheid
niet ver weg is. Hoewel ook hier veel elementen en motieven worden herhaald
(misschien wel wat veel voor de occasionele lezers van gedichten) bevat dit lange luik ook wel heel wat
variatie: de reeks ‘Monnikengang’ is bijvoorbeeld in zijn ingehouden zegging
ronduit indrukwekkend.
Jan M. Meier heeft met deze
nieuwe bundel niet meteen grenzen verlegd maar zijn poëtische universum heeft
er wel een aantal boeiende gedichten bijgekregen.
Jan M. Meier: Verstrengelingen, P, Leuven 2024, 136
p. : ill. ISBN 9789464757385
deze pagina printen of opslaan