Letterkunde

BOEKEN NR. 9, NOVEMBER 2024

Jan Oegema: Keizersdrama. Lucebert opnieuw

door Carl De Strycker

Toen in 2018 de biografie van Lucebert verscheen daverde de wereld van de Nederlandstalige poëzie even op zijn grondvesten. Biograaf Wim Hazeu had net voor het afsluiten van de kopij inzage gekregen in een briefwisseling van de jonge Lubertus Swaanswijk met een vriendin, Tiny Koppijn, waarin hij onverbloemd antisemitische en nazistische uitspraken deed. De Keizer van de Vijftigers viel van zijn voetstuk. De dichter, die debuteerde met het striemende antikoloniale gedicht ‘minnebrief aan onze gemartelde bruid Indonesia’, en die in de jaren 1950 door de grote linkse schrijver Bertolt Brecht naar Berlijn werd gehaald op basis van hun ideologische verwantschap, bleek in zijn jeugd nazisympathieën te hebben gekoesterd! Niet alleen was dat feit op zich een schok, ook rezen er vragen bij het zwijgen van de dichter die – anders dan bijvoorbeeld Günter Grass, die aan het einde van zijn leven wel bekendmaakte dat hij lid geweest was van de Waffen-SS – zelfs tegenover zijn beste vrienden nooit met een woord gerept had over zijn bruine verleden.  

Ook Jan Oegema, die eerder veel publiceerde over Lucebert, was in de war door het nieuws. De onthulling deed hem anders naar een van zijn dichterlijke idolen kijken. Letterlijk. Niet alleen werd hij gedwongen zijn mening bij te stellen over de dichter, ook dook hij opnieuw in diens werk, dat hij met een nieuwe blik ging lezen. En dan met name de latere poëzie: de vijf bundels die vanaf 1981 werden gepubliceerd na een lange periode waarin Lucebert geen gedichten liet verschijnen. Het vroege werk, waarmee hij als voorman van de Vijftigers ging gelden, is goed bestudeerd en druk becommentarieerd; het latere werk wordt minder gelezen. Zelfs een Lucebert-specialist als Oegema moet grif toegeven dat hij dat werk tot nu toe veel minder goed kende.
 
In de aantekeningen legt hij uit dat hij de brieven waarin Lucebert zijn bedenkelijke uitspraken doet niet bespreekt, maar dat die voor hem de aanleiding vormden tot ‘het herlezen van een belangrijk naoorlogs dichtersoeuvre, dat door nieuwe gegevens in een ander licht is komen te staan.’ Nadat hij duidelijk gemaakt heeft dat zelfs een vrij hermetisch oeuvre als dat van Lucebert voor hem niet als autonome poëzie kan gelden, maar ook een boodschap bevat over zijn maker, gaat hij in diens poëzie van de jaren 1980 en 1990 op zoek naar aanwijzingen, signalen en versleutelde boodschappen waarin de dichter wel ‘vertelt’ over zijn jeugdige misstap. Oegema stelt dat Lucebert zich na 1980 wel degelijk heeft uitgelaten over zijn foute verleden, zij het in bedekte termen, waardoor niemand het ooit heeft gezien. Tot nu toe. De nieuwe informatie fungeert als een zoeklicht en doet ook daadwerkelijk nieuwe betekenissen oplichten. Oegema vindt tal van bewijsplaatsen, hele en halve regels die hij als verwijzingen leest en interpreteert die als een signaal dat de dichter het steeds moeilijker had om zijn geheim te bewaren. Aan het eind van het boek leest hij zelfs een heel gedicht in het licht van de nieuwe biografische informatie.
 
Vooral die laatste lectuur is overtuigend omdat ze zo uitgebreid en diepgaand is. Waar hij halve en hele verzen als mogelijke verborgen boodschappen aanwijst, worden die wel heel erg uit hun context getrokken en lijkt het toch moeilijker om tot een coherente lectuur te komen van het gedicht waarin ze fungeren. Een aanhanger van Derrida zal tegen dat argument inbrengen dat een coherentie helemaal niet hoeft, en dat net de regels die zich niet laten inpassen in de lectuur het meest betekenisvol zijn; de freudiaan zal zeggen dat trauma zo werkt: heel af en toe toont het zich aan de oppervlakte.
 
Oegema heeft met Keizersdrama. Lucebert opnieuw een spannend en verdienstelijk boek geschreven. Het levert een belangrijke bijdrage aan de discussie die ontstaan is naar aanleiding van de onthullingen, en doet dat louter op grond van het werk. Tegelijk levert Oegema een eerste aanzet voor een grondigere bestudering van het latere dichtwerk, dat afwijkt van de poëzie waarmee Lucebert de literatuurgeschiedenis inging, maar die daarom niet minder interessant is. Dat Oegema die nogal eenduidig als bekentenisliteratuur karakteriseert, lijkt mij dan weer te kort door de bocht. Wat ook stoort, is dat de hele exercitie de verdediging van de Keizer van de Vijftigers tot doel lijkt te hebben. Oegema kan het daarbij niet laten om van een tekstimmanente werkwijze over te springen op psychologische speculatie. Als hij beweert dat het latere werk de uiting is van ‘een ouder wordende auteur die, met de kennis van nu, hevig moet hebben geleden onder de ernstig haperende scheiding tussen een artistiek en een reëel ik’ lijkt mij dat een verregaande conclusie die niet te staven valt op basis van de gedichten alleen; daarvoor zouden auteursuitspraken ter adstructie moeten worden aangevoerd. Er is niets op tegen om een leeskader te hanteren en de gedichten vanuit dat perspectief te lezen – dat doen andere Lucebert-interpretaties ook, zij het dat die veel minder biografisch zijn. Het levert, althans in dat ene geval waarin Oegema een heel gedicht interpreteert, een boeiende lezing op. Het psychologische portret van de dichter dat hij op basis daarvan (en met behulp van wat mystieke hocus pocus) schetst, is nauwelijks serieus te nemen.
 
Jan Oegema: Keizersdrama. Lucebert opnieuw, Boom, Amsterdam 2024, 208 p. ISBN 9789024453047 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

Dius

Stefan Hertmans

Kruisende lijnen

Junichiro Tanizaki

Memoires van een kip. Een Palestijnse fabel

Ishaq Musa Al-Husseini

We moeten ‘misschien’ blijven denken

Esther Jansma

Wij van de Ripetta

Thomas Lieske

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

De wens, of Het ware verhaal van Titi en Tony

Tereza Horvathova , Michaela Kukovicova (ill.)

Het is rood en rond…

Jan Jutte

Ludas en Bontje

Jan Paul Schutten, Sanne te Loo (ill.)

Wie heeft Steef opgegeten?

Susannah Lloyd, Kate Hindley (ill.)

Wij, ervoor en erna

Jenny Valentine

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri