Robert Anker
heeft, gespreid over ruim dertig jaar, al een aanzienlijk oeuvre op zijn
actief. Gaandeweg heeft vooral het schrijven van romans daarin een centrale
plaats gekregen, maar de auteur blijft daarnaast onveranderd ook als dichter
actief. Toch valt op hoe zijn latere bundels, in vergelijking met de lyrische
toon van het vroege werk, verhalender van inslag zijn geworden. Dat is ook
merkbaar in het zopas verschenen Onvergetelijke
toegewijde trouweloze tijd. Formeel ligt de vorm niet erg vast, in die mate
zelfs dat sommige gedichten als prozagedichten of als brokstukken proza gelezen
kunnen worden. Daarbij komt de anekdotische verankering van heel wat teksten,
iets wat nog wordt versterkt door de frequente gelegenheidsverzen. In alles
lijkt Anker zo dicht mogelijk te willen aansluiten bij de realiteit van
vandaag.
Tegelijk echter blijft de auteur
ook zijn vroegere zelf. Dat is vooral merkbaar in de sterk meditatieve toon van
zijn gedichten. Het hier en nu vormt de aanleiding voor de dichter om tot
filosofische beschouwingen en tot een zeker louterend inzicht te komen. Lang
niet altijd resulteren die geestelijke denkoefeningen in een afgeronde
conclusie, maar de vraagstelling op zich nodigt al uit tot verwondering en
reflectie, ook bij de lezer. Anker ziet zijn dichterschap bijgevolg niet
uitsluitend als een ingenieus kopiëren van de werkelijkheid. Het openingsvers
van de bundel keert die relatie tussen literatuur en realiteit zelfs programmatisch
om; sommige dingen bestaan en krijgen net betekenis doordat wij ze maken. Het
proces van artistieke verbeelding blijft, met andere woorden , cruciaal voor
het schrijven van waarachtige literatuur.
Veel
gedichten vertrekken van een ogenschijnlijk onbeduidende observatie of een
terloopse opmerking. Dat gegeven leidt dat bij het dichterlijke ik tot een
houding van verwondering of een vraag die het denkproces in gang zet. Daaruit
ontstaat een meer abstracte redenering, die (hopelijk) tot enig zelfinzicht leidt. In het gedicht ‘Dat
ben ik’ resulteert de observatie van hommels tot de vaststelling dat
identiteiten zeer paradoxaal en problematisch zijn: ‘Dat ik kan weten: dat ben
ik, een leegte die gevuld is met aanwezigheid’. Die dubbele houding domineert
de meeste gedichten in de bundel en zorgt voor een zeker louterend effect.
Identiteiten, ethisch gedrag, verantwoordelijkheid, vrijheid en liefde zijn
stuk voor stuk problematische concepten en idealen, maar aan de andere kant
staat hun principiële onbereikbaarheid een zinvol bestaan niet in de weg. Bijna
alle gedichten cirkelen overigens rond de leegte (met een prachtige cyclis over
‘het lege hart’) of rond vertrek en afstand. Blijkbaar komt het er voor de
dichter op aan de juiste afstand te vinden: niet te ver van anderen, maar
zonder aantasting van de persoonlijke intimiteit en integriteit. Het is een
bijzonder boeiend programma dat ook in de romans van Anker met overtuiging
wordt beleden.
Merkwaardig genoeg speelt de
problematiek van de tijd – die in de titel van de bundel zo prominent wordt
aangekondigd – bij dat alles toch een ondergeschikte rol. De dichter bezint
zich wel op het verleden en in heel wat verzen wordt weifelend naar de toekomst
vooruitgeblikt, maar desondanks blijft het geloof in een min of meer stabiele
identiteit fundamenteel onaangetast. In die zin is Anker weliswaar door het
postmoderne relativisme getekend maar blijft hij allereerst een personalistisch
denker en dichter. Hopelijk zullen veel lezers hem in die zoektocht volgen!
Amsterdam :
Querido 2015, 88 p. ISBN 9789021457284
deze pagina printen of opslaan