Dat Roderik Six beklijvend kan schrijven,
wisten we al sinds Vloed, de
stilistische nagenoeg perfecte roman waarmee hij debuteerde. Val is niet zomaar een tweede roman,
maar een literaire thriller van de bovenste plank, een bedwelmende filmische
trip langs gitzwarte landschappen. Verbeelding heb je als lezer van deze roman
eigenlijk niet langer nodig: Six schrijft zo waanzinnig precies, dat alles
tastbaar wordt, zelfs het onbevattelijke, alsof je er zelf middenin staat. Het
levert een intense leeservaring op: geen lichtinval of onheilspellend geluid is
veilig voor de compacte maar secure pen van Roderik Six.
Wanneer een jonge huisarts arriveert in het Canadese
vissersstadje Fall, zou dat het begin kunnen zijn van een lyrisch sprookje: hij
zou de vrouw van zijn dromen tegen kunnen komen, een gezin stichten en 's
zondags met zijn plezierjacht de Canadese wateren kunnen verkennen. Maar Six
had meer zin in een moddervette film noir op papier. Hij laat de eenzame
dokter, Doc genoemd, zijn intrek nemen in de veel te grote villa van de pas
tevoren overleden dokter Lyndon. Het is een statig maar verlaten huis dat
midden in de bossen ligt, klaar om langzaam maar zeker te vervallen. Je ruikt
het vocht en hoort de houten vloeren kraken. Het huis is gedoemd om verteerd te
worden door ongedierte en op te gaan in de omgeving. Niet een plek om blij en
rustig van te worden.
Dat zal ook niet gebeuren, want aan
Doc (en met hem: aan de lezer) trekt vervolgens een stoet rare snuiters
voorbij. Hij komt ze tegen tijdens zijn huisbezoeken, ze klampen zich aan de
dokter vast als was hij hun laatste strohalm, hun laatste kans op een bestaan
in het zonlicht. Of is het omgekeerd, proberen zij hem juist mee te trekken in
hun duistere werelden vol mysterie? Zo heb je Dwight, de man die hem op alle
mogelijke uren van dag en nacht opbelt, met verhalen over de geschiedenis van
het dorp. Of Rose, die het bordeel Die weisse Rose uitbaat. Ze is als een slang
die hem verleiden wil, maar waartoe dan? Is het enkel tot seks en verderf? Er
is ook Jonathan, de jonge leraar, die een boek wil schrijven en er maar niet
aan kan beginnen. Hij twijfelt aan zijn talenten.
Roderik Six schreef een
langgerekte mindfuck waarin al deze personages in een tredmolen lijken rond te
lopen, gedoemd tot een eeuwigdurende nutteloosheid, zonder zicht op beterschap.
Ze blijven de revue passeren maar geven geen geheimen prijs. Hoezeer Doc ook
meer over ze te weten wil komen, hun boeken blijven gesloten. En vooral: ze
leiden lange tijd de aandacht af van de vraag die de lezer steeds meer echt
gaat bezighouden: wie is die Doc zélf eigenlijk, en wat heeft hij op zijn
kerfstok staan? De echte inzet van dat verhaal begint pas halverwege het boek,
wanneer het zeventienjarige meisje Eve op het toneel verschijnt:
‘Ze zat er wat verloren bij in haar lange, wollen jas; ze
rechtte nog net haar rug toen ze de deur hoorde. De hielen van haar
rijglaarsjes klakten. Eerst zuchtte ik nog - een mens raakt gesteld op
eenzaamheid en anonieme raadsels - maar toen ik haar glanzende rode krullenbos
zag, moest ik even naar adem happen. Iets in me ontwaakte. Iets wat uit een
diepe winterslaap gewekt werd, breed geeuwde, en honger had.’
Amsterdam : Prometheus 2015,
238 p. ISBN 9789044626025
deze pagina printen of opslaan