Vertaald proza

BOEKEN NR. 7, DECEMBER 2015

De dorstige muze: * Alcoholisme in de Amerikaanse literatuur

door Kris van Zeghbroeck

‘First you take a drink, then the drink takes a drink, then the drink takes you.’ F. Scott Fitzgerald
 
De relatie tussen literatuur en alcohol is van alle tijden en alle plaatsen, maar binnen de Amerikaanse literatuur neemt ze toch een speciale plaats in het leven en werk van vele twintigste-eeuwse schrijvers in. Met enige zin voor overdrijving zou je kunnen stellen dat het bedwelmende proza van de moderne Amerikaanse literatuur omhooggestuwd werd door de alcoholconsumptie van zijn schrijvers. Vijf van de Amerikaanse Nobelprijswinnaars voor literatuur (Sinclair Lewis, Ernest Hemingway, William Faulkner, Eugene O’Neill en John Steinbeck) staan te boek als alcoholisten. De lijst van collega-schrijvers/drinkers is haast onuitputtelijk, wat maakte dat Sinclair Lewis iedereen uitdaagde om vijf Amerikaanse auteurs sinds Edgar Allan Poe te noemen die niet aan de gevolgen van alcoholisme overleden waren. Het gegeven stond in contrast met de nuchtere kopstukken van de negentiende-eeuwse Amerikaanse literatuur, waarbinnen de aan alcohol en drugs verslaafde Poe de rol van het zwarte schaap kreeg toebedeeld.  
 
De Amerikaanse samenleving was nochtans in de negentiende eeuw al rijkelijk van (goedkope) alcohol doordrongen. Maar de introductie van de Prohibition maakte van het verguisde demonische drinken een politiek statement, een gesofisticeerde en avontuurlijke manier om je tegen het establishment te verzetten. Heel wat toonaangevende Amerikaanse schrijvers van de eerste helft van de twintigste eeuw groeiden bovendien op in een periode waarin je als woordkunstenaar gemakkelijker in de armen van de drank gedreven werd, en vormden zo een rolmodel voor de volgende literaire generaties en het wijd verspreide beeld van de drinkende schrijver. De invloed van schrijvers onderling was groot. Ze waren elkaars vriend en bondgenoot, elkaars mentor, student en inspiratiebron. Het concept van drinking buddies die elkaars glas letterlijk of figuurlijk bijvullen, is een constante in de biografie van heel wat schrijvers. In die zin kan je heel wat clusters van schrijvers ontdekken die alcoholisch-literair met elkaar in verband staan.  
 
Vele van die rolmodellen als Sherwood Anderson, William Faulkner, Ernest Hemingway, John Steinbeck, Thomas Wolfe en Scott Fitzgerald werden geassocieerd met de zogenaame ‘Lost Generation’ (cf. Gertrude Stein): een generatie die voortkwam uit de ontgoochelingen van de Eerste Wereldoorlog en worstelde met een moreel verlies en een leven zonder zingeving waarvan de onbeduidendheid het geloof in de progressieve mensheid ondermijnde en het hedonisme (alcohol incluis) cultiveerde. Daarbij werd drank verheven tot een essentieel onderdeel van het creatieve schrijfproces, waarvan het verkeerdelijk aan Hemingway toegeschreven ‘write drunk, edit sober’ het credo was. Goede schrijvers dronken nu eenmaal, het werd van hen verwacht. Pas in de tweede helft van de voorbije eeuw werd de mythe van alcohol en schrijven doorbroken en groeide het inzicht dat alcohol op termijn het schrijfvermogen eerder de grond inboort dan verheft.  
 
Echo Spring
De Britse Olivia Laing heeft van de combinatie van reisliteratuur en schrijvers/kunstenaars haar keurmerk gemaakt. In Naar de rivier, een reis onder het oppervlak (2011), volgde ze de loop van de Britse rivier Ouse die het werk en leven van Virginia Woolf inspireerde. Nu gaat ze de Amerikaanse toer op met Het uitstapje naar Echo Spring : Waarom schrijvers drinken, waarin ze zes alcoholische Amerikaanse auteurs volgt in hun geografische omzwervingen: F. Scott Fitzgerald, Ernest Hemingway, Tennessee Williams, John Cheever, John Berryman en Raymond Carver. Ze is minder geïnteresseerd in de tall tales van de schrijvers dan wel in het doorgronden van de omstandigheden die hen tot de fles veroordeelden. Die interesse vloeit voort uit haar persoonlijke ervaringen als kind van een drankzuchtige moeder. Omdat die ervaring te pijnlijk blijft, koos ze ervoor om enkel mannelijke drinkers te volgen (wel draagt ze het boek op aan haar moeder). Het gaat om auteurs die ze persoonlijk graag leest en die in hun werk een gevoel van plaats en landschap evoceren die aan haar reisverhaal bijdragen. Daarbij heeft ze extra aandacht voor de ouder-kindrelatie van deze schrijvers om hun drankzucht te doorgronden. Zo hadden de meeste (effectief of in perceptie) een dominante moeder en een zwakke vader, hadden ze te kampen met zelfhaat en tekortkomingen en stond hun seksualiteit in het teken van conflict en teleurstellingen: een explosieve Freudiaanse cocktail bij uitstek. De meeste overleden op middelbare leeftijd als gevolg van zelfmoord of de gevolgen van drankmisbruik. Allemaal hebben ze, halfslachtig of serieus, wel eens getracht de fles opzij te schuiven, maar uiteindelijk slaagden er maar twee (Cheever en Carver) van de zes in om op late leeftijd geheelonthouder te blijven.
 
Op zich is alcoholverslaving niets uitzonderlijk, maar Laing is gefascineerd door het feit dat deze mensen unieke literaire creaties voortgebracht hebben die zwaar wegen op de geschiedenis van de Amerikaanse literatuur. Maar net zo goed kun je speculeren over wat verloren is gegaan aan potentiële literatuur door het vernietigende effect van alcohol en drugs. Aan de nuchtere kant van het literaire firmament staan bijvoorbeeld schrijvers als John Updike en Philip Roth, die in vergelijking met veel drinkende collega’s een tweede, derde en zelfs vierde schrijverscarrière gelanceerd hebben. Een niet altijd voor de hand liggende keuze omdat Updike naar eigen zeggen ook opgegroeid was met de notie dat schrijvers nu eenmaal drinken, en dat je moest drinken om een goede schrijver je kunnen zijn…  
 
Vroegere visies
Het is niet de eerste keer dat de relaties tussen schrijvers en alcohol onder de loep genomen werd. In The Thirsty Muse: Alcohol and the American Writer (1989) focuste Tom Dardiss op vier schrijvers (William Faulkner, Scott Fitzgerald, Ernest Hemingway en Eugene O'Neill) die op basis van genetische afkomst en milieu gedoemd waren om aan drank ten onder te gaan. Enkel O’Neill wist uiteindelijk de alcohol af te zweren om een tweede schrijfcarrière te lanceren. Donald Goodwin in Alcohol and the writer (1988) vond bij een internationale groep schrijvers (Edgar Allan Poe, Scott Fitzgerald, Ernest Hemingway, John Steinbeck, William Faulkner, Eugene O'Neill, Georges Simenon en Malcolm Lowry) een theoretisch biologisch knooppunt waar het creatieve schrijfproces, schizofrenie en alcoholisme samenkomen: ‘Creative writing requires a rich fantasy life; loners have rich fantasy lives -the ultimate loner is the schizophrenic who lives in a prison of fantasy. Alcohol promotes fantasy’.  
 
Het is soms moeilijk vast te stellen in welke mate er sprake is van regelmatig drinken, veel drinken, alcoholmisbruik of alcoholisme. Sommige zaken worden verzwegen, aangedikt of over gelogen ‘the best writers are liars’. Soms versmelten leven en werk op basis van geruchten en veronderstellingen. In het geval van Steinbeck analyseerde Goodwin een biografie over Steinbeck om de symptomen van alcoholisme op te sporen. Het lijkt dan ook veiliger om in deze bijdrage over alcoholisme een breed scala van drankmisbruik te situeren. Hoewel de conclusies van Goodwin gedateerd lijken, valt het op dat Olivia Laing eenzaamheid en creativiteit/kunst als uitgangspunt neemt voor haar nieuwe boek The Lonely City: Adventures in the Art of Being Alone (vert. De eenzame stad : over de kunst van het alleen-zijn) dat in april 2016 gaat verschijnen.
 
Olivia Laing: Het uitstapje naar Echo Spring : Waarom schrijvers drinken, Amsterdam : De Bezige Bij, 2014, 332 p. : ill. Vert. van: The trip to Echo Spring : why writers drink door Laura Van Campenhout. ISBN 9789023476894

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri