Peter Holvoet-Hanssen maakt het zijn lezers niet bepaald gemakkelijk.
Zijn poëzie is helemaal apart en uniek. De dichter is niet geïnteresseerd in
zijn persoonlijke zielenroerselen, ook al zijn her en der sporen van zijn eigen
levensgeschiedenis terug te vinden. Al evenmin gaat het om taalbouwsels op een
onderkoelde toon. Integendeel, Holvoet-Hanssen schrijft zeer empathisch en
meeslepend. Hij schuwt bij momenten het pathos niet, maar tegelijk gaat hij zo
springerig en associatief te werk dat een heel eigen poëtische wereld tot stand
komt. Realisme is de dichter vreemd, ook al baseert hij zich onophoudelijk op
de massa indrukken die op hem afkomt.
Die ongelooflijk fantasierijke visie resulteert in een
woekerende stijl en een totaal vreemde maar tegelijk herkenbare wereld. Het
kinderlijke, het sprookjesachtige maar vooral het muzikale vormen daarbij extra
troeven. Holvoet-Hanssen schrijft inderdaad een poëzie die erg zangerig aandoet,
en die hij zelf op het podium ook in een soort van melodie omzet. Dat komt
extra tot uitdrukking in zijn jongste bundel, Gedichten voor de kleine reus. De dichter zelf heeft het over de
start van een nieuwe poëtische expeditie, maar dat hoeft niet te betekenen dat
alles plots geheel anders wordt. Hooguit is sprake van een zekere (geenszins
absolute) verstilling; de uitbundige overhaasting lijkt wat minder dominant. In
plaats daarvan komt een zoektocht naar absolute lyriek, geheel in de lijn van wat
de late Van Ostaijen met zijn poëzie beoogde: eenvoud en raffinement,
herkenbare woorden en zinnen die tegelijk streven naar de uitdrukking van het
onzegbare.
Die verwijzing naar Van Ostaijen
is uiteraard geen toeval. De afdeling ‘Het land van Music-Hall’ vond zijn
oorsprong in een literaire bedevaart naar Miavoye, de medische instelling waar
Van Ostaijen overleed. De vroegtijdige dood van het eigenzinnige literaire
talent doordringt vrijwel alle teksten in deze reeks. De dichter wordt erin
opgevoerd of aangesproken, en zijn bekendste gedichten vinden hier een
eigentijdse echo. Die intense confrontatie met de historische modernist heeft
voor Holvoet-Hanssen duidelijk een soort ervaring van een ‘gevonden identiteit’
tot stand gebracht. In veel opzichten ligt het streven van de 21ste-eeuwse
dichter dicht bij dat van zijn voorganger: alleen al het feit dat de ondertitel
spreekt van ‘muziekdoosgedichten voor Paul Ampère’ wijst op die verwantschap.
De andere reeksen sluiten, zowel thematisch als
stilistisch, nauw aan bij die centrale afdeling. De dichter laat er zijn
fantasie de vrije loop. Aan het eind komt een reus (met een allusie op ‘de reus
die komt’, het bekende kinderliedje) die echter de wereld bedreigt en enkel
door de poëzie overwonnen kan worden. Eerder heeft de lezer al kennisgemaakt
met zeemeerminnen en andere fabelachtige wezens, die zowel de mythische
bovenwereld als de onderwereld oproepen. Qua sfeer zijn de meeste gedichten
echter vrij dubbelzinnig. De uitbundigheid van beelden en de vitaliteit van de
natuur worden vrijwel steeds gecounterd door de dreiging van stilte, het
wegvallen van beweging. Die ‘bipolariteit’ was ook al eerder kenmerkend voor de
gedichten van Holvoet-Hanssen, maar wordt hier toch tot een hoogtepunt
gevoerd.
Voor wie niet bang is van
avontuur en verrassing is er bijgevolg opnieuw één aanbeveling. Koop deze
bundel, raak overweldigd en bij herlezing ook gelouterd.
Antwerpen : Polis 2016, 69 p. ISBN 9789463100137
deze pagina printen of opslaan