De in Brazilië wereldberoemde topmuzikant die voor deze roman
tekent, heeft klaarblijkelijk nog andere dan enkel muzieknoten op zijn zang.
Uit het eigen leven diept hij een familiegeheim op waar hij pas op zijn
tweeëntwintigste achter kwam, met name het bestaan van een of andere onbekende
broer, vrucht van een slippertje dat zijn vader had gemaakt toen die in 1930
met een journalistieke opdracht een tijdje in Berlijn verbleef. De gegevens die
hij eerst uit teruggevonden brieven en nadien - wanneer hij zelf op onderzoek
trekt naar Berlijn - uit plaatselijke contacten verzamelt, vormen het raam van
deze roman, niet evenwel na ze te hebben omgeven, of opgevuld zo u wil, met
deels fictieve verhaalstof waarin de realiteit van de geschiedenis nooit ver
weg is.
Zo speelt een groot deel van
zijn zoektocht in Brazilië zelf zich af in de periode van de dictatuur uit de
jaren zeventig, toen niemand veilig was voor de soldateska en haar civiele
aanhang. Zonder de excessen van deze horrortijd op de voorgrond te plaatsen
zorgt hij er toch voor dat zij nadrukkelijk de sfeer kenmerken waarin zijn
speurtocht zich ontplooit. Evenmin gaat hij voorbij aan de gruwelen van het
Naziregime in het Duitsland van de jaren dertig. Technisch gezien lag dat nogal
moeilijk, omdat de auteur pas in mei 2013 zijn opwachting maakte in Berlijn,
alwaar hij hoopte de laatste puzzelstukjes van het broederverhaal in elkaar te
kunnen passen. Maar hij lost dat probleempje handig op door de vertellerfiguur
(hemzelf dus) uitgebreid voorstellingen te laten oproepen omtrent wat zijn
broer zou kunnen meegemaakt hebben bij de heikele lotsbestemming die beslist
zijn deel was in de militaristische en Jodenvijandige omgeving van die dagen.
Het woord dat in deze roman vaakst gebezigd wordt is zonder twijfel het woordje
‘zou’: ‘mijn broer zou dit, zou dat …’, grimmige veronderstellingen die
misschien geen werkelijkheid werden maar dat wel hadden kunnen zijn. Zodoende
werd een homogeen verhaal bijeengesprokkeld dat deels steunt op ware feiten uit
de familiesfeer en deels op feiten aangeleverd uit de politieke contouren, met
als bindmiddel de creatieve interventies van de auteur zelf. Je moet het maar
kunnen.
Losjes
uit de pols geschreven, bijna in vertelvorm, zo zou je Buarque’s relaas kunnen
typeren. Soms is de boventoon die hij hanteert meesmuilend, soms lichtjes
ironisch, maar wie nauw toekijkt zal in zijn verhaal een ondertoon detecteren
die als verdoken maatschappijkritisch kan worden bestempeld. En over alles heen
dampt er dat heerlijke sausje van Braziliaanse luchthartigheid.
Amsterdam De Bezige
Bij 2016, 237 p. Vert. van: O irmão alemão door Piet Janssen. ISBN 9789023492696
deze pagina printen of opslaan