Luttele paragrafen vooraleer Nettel haar derde roman, Na de winter, afsluit, rakelt een van de
hoofdfiguren deze veelzeggende uitspraak op van de Peruaanse schrijver Julio
Ribeyro : ‘Als onvolmaakte wezens in een onvolmaakte wereld zijn we ertoe
veroordeeld slechts kruimeltjes geluk te vinden’. Beter kan niet worden
verwoord waar het in dit verhaal om draait. Beide kwetsbare hoofdfiguren, die
alternerend hun struggle for life voor het voetlicht brengen, belichamen elk op
hun eigen manier een facet van deze ‘onvolmaaktheid’.
Claudio vooreerst, een Cubaanse
veertiger die naar de V.S. is geëmigreerd en nu in New York op een schraal
appartementje hokt dat – hoe betekenisvol! – slechts twee raampjes van dertig
op dertig telt die allebei uitkijken op een blinde muur. Hij wordt
afgeschilderd als een rationele controlefreak die zijn existentiële onzekerheid
poogt te maskeren door elke chaos uit zijn leven te bannen en zich een
ontoegankelijk eigen territorium te creëren gebaseerd op dodelijk verslavende
routine. En dan is er zijn tegenspeelster Cecilia, een piekerende Mexicaanse
twintiger die met een studiebeurs in Parijs is beland, boordevol vragen zit
over de zin van het leven en een haast necrofiele belangstelling vertoont voor
begraafplaatsen. Zij voelt zich nutteloos, in de steek gelaten door jan en
alleman, zelfs haar literatuurstudie kan haar niet echt raken. Of toch: even
brengt een boek van Perec, waarin die de verdoving aankaart die uitgaat van het
‘normale leven’, de ‘droomloze lethargie’ daarvan, een glimp van herkenning
teweeg. Maar een ommekeer komt er pas wanneer zij Claudio ontmoet en er tussen
beiden chemie ontstaat.
Voor de ‘gemiddelde’ auteur en in veel films zou zulke ontmoeting
de aanzet betekenen tot een glorieuze romance waarin beiden hun
kluizenaarsbestaan van zich afwerpen en als herboren een nieuw leven tegemoet
gaan. Maar niet zo Nettel. Een happy end breien aan een verhaal is aan haar
niet besteed. Haar figuren kennen geluk maar ook tegenslagen, ze flirten zelfs
met de dood, worstelen zich vrij, bereiken iets dat hen even later dan weer
ontvalt - maar zo is nu eenmaal het onvolmaakte bestaan in deze onvolmaakte
wereld. Alleen, zo stelt de auteur - en daarmee reikt ze de sleutel aan tot het
verhaal - moet de schamele mens daarmee leren leven. Dat is inderdaad het besef
waar Claudio en Cecilia, gelaten geworden in hun mislukkingen, uiteindelijk in
belanden: we moeten leren ‘leven zonder te verliezen, binnen de grenzen van
onze mogelijkheden, ondanks-alles-hier-en-nu-gelukkig-zijn, ondanks de pijn en
de zekerheid dat het leven in wezen altijd onmogelijk en pijnlijk is’.
Het is niet de eerste
maal dat Nettel deze snaren bespeelt; ook haar vorige romans verklanken deze
thematiek. Zij houdt ervan om werkelijkheden te belichten waar niemand naar wil
kijken, zoals ziekte, dood, onvermogen, eenzaamheid, kortom het
bestaan-in-verval. Dat zou bedrukkend kunnen overkomen, maar uitzichtloos laat
ze het niet worden want het is precies dáár, in onze onvolkomenheden - aldus de
auteur in een interview - dat het leven zich opent. Dáár, op de tegenstrijdige
grens van licht en donker, kan het nastreven van innerlijke rust een aanvang
nemen.
Misschien zal je verwachten dat het existentiële
gevecht waar de protagonisten mee af te rekenen krijgen, vertaald zal worden in
nogal pathetisch gedoe. Niets is minder waar. Nettels taalgebruik is sober,
fluwelig en sluit perfect aan bij het ongewilde maar noodzakelijke proces van
introspectie dat de twee hoofdfiguren doormaken. Daaraan is het te danken dat Na de winter ongemeen natuurlijk
overkomt, en dat is geen kleine verdienste. Van haar zal je graag nog meer
lezen.
Amsterdam
: Signatuur 2016, 239 p. Vert. van: Después del invierno door Arie van der
Wal. ISBN 9789056725457
deze pagina printen of opslaan