Zijn ‘book project’ noemt de oude, rijkste en bekendste telg uit het
geslacht Mol van Otterloo, Eijk, het. Het door de man van zijn nichtje Elsje
laten optekenen van het verhaal van de familie. Een familie die steenrijk werd midden
19e eeuw op de door Multatuli verfoeide tabaksplantages in
Nederlands-Indië, in problemen raakte begin en midden van de 20e
eeuw, maar stevig opkrabbelde. Elsje en Reinard, de schrijver, passen geregeld
enige tijd op Eijks huis aan de Keizersgracht in Amsterdam, want zijn hoofdhuis
staat in de VS, waar hij en zijn vrouw Lise-Marie staatsburger zijn. Ze werken
samen aan een indrukwekkende collectie Hollandse meesters die daar ook zal
blijven, tegelijk verzamelen ze meubels en andere voorwerpen die voorkomen op
de schilderijen.
Geloof mij steeds is een opvallende titel, die overigens al een
keer eerder gebruikt is, voor een briefwisselingsboek tussen Hans Warren en een
fan. Het gaat hier dan ook om een afsluitende formule die in goede oude tijden
gebruikt werd aan het eind van een brief. Voorbeelden in de roman zijn te
vinden in het hoofdstuk ‘Leven in brieven’, waarin voornamelijk de oude telg
Justus uit de roemrijke familie in brieven aan het woord is. Huigen werkt de titel
ook in algemene zin uit: ‘Voor mij zijn deze drie woorden uit het archief het
inmiddels vervlogen verlangen gaan uitdrukken dat afstand ooit in het hart van
mensen achterliet.’ Huigen trekt het denken over dit (vervlogen) verlangen door
naar de roman, namelijk of die ‘begrepen als open brief aan de lezer, waarin
zijn geduld in dezelfde mate op de proef wordt gesteld, nog wel bestaansrecht
heeft…’ Een aardig uitstapje naar het heden, met instantbevrediging via
facebook en apps. Om vervolgens zijn boek lekker tóch met de titelzin te
eindigen.
De
roman speelt zich voor het grootste deel af in het Amsterdamse huis waar
Reinard schrijft. Afwisselend lezen we wat hij al geschreven heeft en wat hij
meemaakt in het heden. Dat levert ook eventjes een inkijkje in de
Grachtengordel op. Vooral dankzij de nieuwe buurman, Jeroen van Koningsbrugge,
die op zijn housewarming tout tv-Nederland
heeft rondlopen, onder wie John de Mol, Fedja van Huet en Tjitske Reidinga.
Wat Huigen erg
goed doet is het in beeld brengen van (de ziel van) een Amsterdams
grachtenhuis, in dit geval in verval, mede doordat de eigenaren er te weinig
zijn. Aardig is ook de beschrijving van de manier waarop Eijk en een van zijn
kunsthandelaren elkaar benaderen en afstand nemen als de handelaar op bezoek
komt met een 17e-eeuws werk. Tegenvallend is dan de manier waarop
Huigen helemaal aan het eind van de roman Reinard en Eijk door diens eigen vleugel
van Peabody Essex Museum laat rondlopen, daar gebeurt echt helemaal niks
spannends.
Voor
wie is dit boek interessant? Uiteraard voor de familie, ook als iemand daarvan
dit soort inkijkjes en zelfs intimiteit openlijk afkeurt (wat een erg leuke
scène oplevert). Zeker ook voor de liefhebbers van historische schetsen van het
midden-19e-eeuwse Indonesië. Ook liefhebbers van oorlogsverhalen
komen wel aan hun trekken. Er zijn weliswaar de obligate hongerwinterscènes als
de reis van de kinderen naar het noorden en een bombardement, maar beslist
interessant is bij voorbeeld die over een mussenval, gefabriceerd door uitgerangeerde
krijgsgevangenen. Drie van deze scènes (vanuit het kind Eijk) fungeren om de
een of andere structurele reden als een soort reien in de roman. De meeste
lezers zullen gelokt worden door de schets die de roman biedt van een reis door
een deel van de economische geschiedenis en beleggingen in de 20e
eeuw aan de hand van een roemrijk voorbeeld. Hoe een familie, onder andere na
een verloren gevecht met grootmacht Philips inzakte, maar zich dus herpakte. Roemrijk
genoeg? Dat is de vraag. En al die Mol-van Otterlootjes, op bepaalde momenten
in het boek kunnen ze je geen bal schelen en heb je al helemaal niet de
behoefte helder te krijgen wie wie is, of dat te checken in de achterin
afgedrukte stamboom. Het blijkt ook lastig enigszins spannend te schrijven bij
zoveel nadruk op gebeurtenisjes en familieverhoudingen.
Huigen noemt Geloof mij steeds een roman. Zeker is
dat het een heel andere roman is dan de historische fictie van zijn roman Woudman (2009), hoewel geschiedenis dus essentieel
is in dit portret van een familie. Huigens schoonvader is een prominent lid van
de familie, het verhaal is voor een flink deel een relaas en gaat dus ook over omgaan met de familie. Reinard-René, die
stap is ook niet groot. Is Reinard een interessant personage? Soms. Niet als
hij de schrijver uithangt, wel als hij zich eigenzinnig begeeft in de
gezelschappen van de elite en bekende Nederlanders, en meteen, en bijna
agressief, een gesprek induikt zonder belangstelling voor gebabbel.
Amsterdam : De Bezige Bij 2016, 379 p. ISBN 9789023499701. Distr.: WPG Uitgevers
deze pagina printen of opslaan