Tommi Kinnunen wist ook
lezers uit de Lage Landen te bekoren met zijn kroniek Waar
vier wegen samenkomen, dus is het niet meer dan logisch dat zijn volgende
roman eveneens in het Nederlands werd
vertaald. In Het licht achter de ogen
volgen we dezelfde personages als in
zijn debuut, een familie in een niet nader genoemd dorp in het hoge noorden van
Finland. Het verhaal, dat los staat van dat debuut, wordt met mondjesmaat
verteld, in de vorm van korte, bijna anekdotisch aandoende hoofdstukjes.
Helena, een van de
hoofdpersonages, is blind. Het is winter, de Duitsers komen eraan en de
partizanen moeten op afstand gehouden worden. Haar papa keert getraumatiseerd
terug uit de oorlog en zal zich later het leven nemen. In andere fragmenten
speelt Tuomas, het neefje van Helena, de hoofdrol. Hij groeit op in een
omgeving waar hij zo snel mogelijk weg wil. In het zuiden van Finland lopen
jongens zoals hij minder in de kijker van argwanende heterokoppels.
Uiteindelijk belanden zowel Tuomas als zijn tante in het meer urbane Finland:
Helena trekt naar Helsinki, en Tuomas vindt een flat in een studentenstad in
het zuidwesten.
Het duurt lang voor Tuomas echt
thuiskomt: eerst zijn er talloze avontuurtjes met mannen die zich aanbieden in
kroegen of net dat tikkeltje te lang op parkbanken blijven zitten. Helena, die
ondertussen met een dronkenlap getrouwd is, hoort als eerste familielid van
Tuomas’ geheim. Haar huwelijk met een ziende man loopt op de klippen, en ook
het leven van Tuomas zal een wending nemen die de lezer niet meteen ziet
aankomen.
Stof
genoeg voor een pageturner, denkt een mens dan, maar dat is Het licht achter de ogen niet geworden.
Het verhaal is te veel aan stukjes gereten om meeslepend te zijn. Kinnunen
geeft de indruk zijn personages in de eerste plaats met rust te willen laten,
en hanteert ook nog eens een vertelstijl die nogal beheerst is voor zoveel
drama. Zijn zinnen zijn vrij kort en houden vaak op net waar het interessant
begint te worden. Andere auteurs zouden hier suggestief proza van maken, maar
Kinnunen vertelt vooral zijn verhaaltjes.
Daarmee is niet gezegd dat het
de roman ontbreekt aan kwaliteiten. Sommige scènes bieden wel degelijk een
aangrijpende inkijk in de levens van antihelden. Op zijn best is Kinnunen als
hij vertwijfeling mag schetsen: die van Helena als ze ’s nachts op de tast haar
kamer in het blindeninstituut verlaat om op een reliëfkaart van Finland de
ribbels van haar geboortestreek te kunnen strelen, of die van Tuomas als een
nacht vol passie afgerond wordt met een busrit die zijn verovering, een oudere
man, gewoon terug naar vrouw en kind brengt.
En natuurlijk kunnen korte zinnen ook dienen om beeldrijk
de verwachtingen te verwoorden die bij lichte zomernachten horen, of om
verdriet te vatten in beheerste uithalen, met punten ertussen om op adem te
komen. Kinnunen geeft de ander uit het
Noorden op zijn manier een stem, zonder toonhoogtes aan te slaan de hij
misschien niet aan kan, of zijn personages toch maar te geëxalteerd zouden doen
klinken. Het geheel is geslaagd, maar
verre van overweldigend.
Amsterdam : Prometheus 2017, 350 p. Vert. van Lopotti door Sophie
Kuiper. ISBN 9789044631678. Distributie: WPG Uitgevers
deze pagina printen of opslaan