Nu
al sinds een aantal jaren reist Ingrid Castelein samen met haar man Marc naar
de Provence, meer precies naar de omgeving van de Mont Ventoux. En dit niet
alleen tijdens het overdrukke toeristenseizoen in de vakantiemaanden, maar even
vaak over de verschillende seizoenen heen om zo de streek, de ingeslapen
dorpjes en de plaatselijke bevolking écht te leren kennen. Zo noteert zij in Route de la Lavande, het boek dat
naadloos aansluit bij haar in 2015 verschenen Mon(t) Ventoux, over haar ‘terugkeerdrang’:
‘Terugkeren is leren op een andere manier, is doordringen in
een gemeenschap, is traag reizen.’
Voor Castelein en haar man staat hierbij één criterium voorop:
zicht op de Mont Ventoux, ‘waar we ook verblijven, we willen De Berg kunnen
zien.’ Dit keer is haar uitzicht bepaald door de tochten die zij tussen in een
periode 2015-2016 met de fiets, de camper of gewoon met de wagen maakte langs
de noord- en oostkant van de berg. Altijd weer valt iets verrassends te
ontdekken en te beleven, ‘elke fietstocht geeft inspiratie voor een volgende.’
Elk dorpje – vaak zijn het amper gehuchtjes die verscholen liggen in de
omgevende bergstreek - heeft wel iets te
bieden voor de alerte reiziger die Castelein ondertussen is geworden. In wezen
is zij meer geworden dan toevallige passant. Terugdenkend aan een reportage die
ze ooit maakte over de truffelcultuur in Richerenches, luidt het:
‘Toen was ik toeschouwer. Nu ben ik deelnemer en kan ik me
onderdompelen in het gebeuren en in de ambiance.’
Een gevoel van onderdompeling
krijgt ook de lezer van dit in lavendel gedrenkt reisboek: het lijkt wel een
compleet roadbook voor wie in haar spoor al fietsend de streek wil beleven. De
hoogte van de cols die worden beklommen, de restaurantjes, bistrots en bars die
ze aandoen, tot en met de menu’s die worden aangeboden en de plaatselijke
wijntjes die er worden gedronken: het werd nauwgezet genoteerd om dan in het
boek te worden opgenomen. Als lezer neem je er graag die vorm van ‘village-marketing’
bij, zeker wanneer je onderliggend over heel het boek de diepere ervaring peilt
die Castelein blijvend heeft opgedaan en steeds weer opdoet bij haar tocht door
de Provence en aansluitende regio’s: de ervaring van schoonheid, die pracht bijna
lijfelijk voelen:
<br
/> ‘veel meer dan met de auto beleef ik de uitstap intens en neem ik elk
detail in me op, hoe het landschap onderweg wijzigt, abrupt soms, en hoe mooi
de uitzichten zijn.’
Castelein laat zich ook
rondleiden in de dorpen die ze bezoekt. In het kasteel van Grignan denkt ze
terug aan Madame de Sévigny en leest ze nadien een van haar bundels met brieven.
Of ze staat stil bij Petrarca, ‘de eerste toerist’ die op 26 april 1336 met
zijn jongere broer de trektocht naar de Ventouxtop ondernam. In Saint-Hubert
komt ze voor de ‘Mur de la Peste ‘te staan, in
1720 gebouwd toen de Provence werd getroffen door een pestepidemie. Misschien
had Castelein hier de link kunnen leggen naar de Zuid-Afrikaanse romancier
André Brink die in 1984 The Wall of the Plague (vert. De muur van de pest, 1985) publiceerde,
een roman die zich voor een groot deel ook afspeelt in de Provence.
Het lag en ligt – zo
leren de twee Provence-boeken van Castelein – in de bedoeling van de auteur het
kleine te zien in het grote, de mensen de plaats te geven die ze, om welke
reden dan ook, komen opeisen in het boek. Toeval speelt hier een niet
onbelangrijke rol. Castelein suggereert het reeds met het aan Martha Gellhorn
ontleende motto bij Route de la Lavande:
‘De mensen
geloven dat ze hun leven kunnen regelen, maar in feite worden ze rondgeslingerd
door toevalligheden.’
Die toevalligheden slaan niet alleen op haar tochten door
de streek, maar even goed op tal van mensen die ze er ontmoet en die, in hun
drang om te onthaasten, vaak door een of ander toeval zijn beland op die plaats
waar ze een Nova Vita hebben opgebouwd. Ook dit aspect van het leven rond De
Berg bepaalt de charme van dit boek.
Antwerpen : Manteau, 2017, 319
p. ISBN 9789022333594. Distributie: WPG Uitgevers
deze pagina printen of opslaan