De
hachelijke politieke en economische situatie waarin Venezuela in deze dagen
verkeert, is niet zomaar uit het niets ontstaan : dat is wat deze roman
duidelijk wil maken. Al vanaf de eerste bladzijde wordt zonneklaar dat de lezer
geen zachtgekookt eitje zal voorgeschoteld krijgen. Dat beseft hij meteen
wanneer hij te maken krijgt met een eerste gulp plaats- en persoonsnamen die
hemzelf waarschijnlijk niets zeggen maar de Venezolanen des te meer. Dat zal de
hele roman zo blijven. Het verhaal begint in 2010, wanneer de revolutionaire
regering om de energiecrisis te lijf te gaan stroomonderbrekingen afkondigt die
–letterlijk en figuurlijk- het licht doen uitgaan in het ganse land. In die
bedrukkende sfeer ontmoeten elkaar een bezorgde psychiater en een warrige
schrijver die een project rond creatief schrijven heeft opgezet, ‘The Night’ genoemd.
In die context ontvouwen
zich een aantal verhaallijnen, of eerder een reeks breed uitgesmeerde anekdotes
-al dan niet uit de realiteit geplukt- die als voornaamste kenmerk hebben dat
ze het onstuitbare afglijden illustreren van de Venezolaanse samenleving naar
een toestand van irreversibele chaos. Betekenisvol voor deze onomkeerbaarheid
is de opvallend centrale plaats die het spelen van gesofistikeerde
woordspelletjes krijgt toebemeten in het verhaal: anagrammen of palindromen
construeren is alsof men op zoek gaat naar een ándere realiteit door simpelweg
woorden of zinnen om te draaien zodat ze een nieuwe betekenis krijgen.
Overigens hoeft dit koesteren van taalelementen (en ook literatuurdata) niet te
verbazen, want Blanco heeft een universitaire opleiding in de letteren achter
de rug. En al evenmin hoeft men op te kijken van zijn fascinatie voor de
psychiatrie, want dat was het beroep van zijn moeder.
Deze roman geeft zijn kern
niet zomaar prijs. Je hebt al lezende de indruk dat de auteur zomaar wat van de
hak op de tak springt, zonder enig doel voor ogen - behalve dan dit ene : niets
in de tragiek van zijn fictieve of reële figuren onbesproken laten. Je krijgt
een aantal historisch nawijsbare gebeurtenissen voorgelegd die gebed liggen in
wat je een fictieve saus zou kunnen noemen. Frivole akkefietjes uit het
bohémien-verleden van enkele notoire woelwaters uit het Venezuela van de
laatste halve eeuw worden breed uitgesmeerd. En dat is niet alles. Theorieën
omtrent het onconventioneel gebruik en hanteren van taal, geplukt uit erudiete
wetenschappelijke publicaties, doen vreemd opkijken, want de relatie daarvan
tot de voortgang van het verhaal lijkt flinterdun. Psychiatrische uitweidingen
(zowaar met voetnoten!) ontlokken een soortgelijke reactie. Of is dit bewuste
afleiding? Je zou het alleszins voorzichtig een aanschurken tegen de overdaad
kunnen noemen.
Een en ander maakt het voor de lezer behoorlijk moeilijk om bij de
les te blijven. Tijdsprongen, verandering van setting, van verteller, van
persoonsvorm (ik-hij); het wordt hem niet gemakkelijk gemaakt. Voeg daarbij
diens onbekendheid met de locatie van het schouwspel. Voor de meeste lezers
immers is het wedervaren van de Venezolaanse samenleving een
ver-van-mijn-bedgebeuren dat zonder handleiding ontoegankelijk blijft. Dat
heeft de vertaler goed begrepen; daarom is alvast na het einde van het
eigenlijke verhaal een namenregister toegevoegd waarin de meest relevante
(grotendeels politieke en culturele) figuren die sporadisch op de proppen
komen, summier worden gesitueerd. Het helpt, althans ten dele. Zoals het ook
helpt om het boek een tweede maal te lezen, gevoed door de eerste kennisname.
Dan zal men er ongetwijfeld veel meer in ontdekken, en wellicht tot de kern
doordringen, daar waar de tragiek van Venezuela zich het scherpst manifesteert.
Rodrigo
Blanco Calderón: The night, De Bezige Bij, Amsterdam 2017, 383 p. ISBN 9789023466314.
Vertaling van The Night door Ari Van der Wal. Distributie: WPG Uitgevers
deze pagina printen of opslaan