Vertaald proza

BOEKEN NR. 11, DECEMBER 2017

Vsevolod Petrov: De Manon Lescaut van Tourdeille

door Pieter Boulogne (vertaler)

‘Een blik in de parallelle literaire wereld’. Een woordje uitleg van de vertaler
 
Ongeveer een Russisch mensenleven. Zoveel tijd zat er tussen de creatie en de publicatie van De Manon Lescaut van Tourdeille van Vsevolod Petrov (1912-1978). Deze oorlogsnovelle verscheen voor het eerst in 2006, in het Russische tijdschrift Novyj mir. Vorig jaar werd de novelle door uitgeverij Ivan Limach ook in boekvorm uitgebracht, toepasselijk genoeg in Sint-Petersburg, de geboortestad van de auteur. Wanneer precies Petrov zijn novelle schreef, is niet met zekerheid geweten. Vermoedelijk schreef hij ze in 1946, als reactie op de toen pas verschenen roman Reisgenoten van Vera Panova over een bont Sovjetgezelschap dat als personeel van een sanitaire trein in de Tweede Wereldoorlog een collectieve bijdrage levert aan de overwinning op de vijand.
 
De Sovjetmacht weggegomd
Samen met Viktor Nekrasovs In de loopgraven van Stalingrad vormde Panova’s Reisgenoten de literaire sensatie van de onmiddellijk naoorlogse periode. Terwijl zij in 1947 bekroond werden met Stalinprijzen, respectievelijk van de Eerste en de Derde Klasse, bleef de novelle van Petrov in de lade liggen. Hij heeft het bij leven ook nooit ter publicatie aangeboden. Tijdens de zogenaamde mini-dooi, waarmee de onmiddellijke naoorlogse periode door Russische literatuurhistorici als Dmitri Bykov aangeduid wordt, of zelfs tijdens de dooi, maakte het geen schijn van kans. Daarvoor was het te compromisloos. Niet dat het een openlijke aanval bevat op de Sovjetrealiteit. Wel omdat de Sovjetrealiteit er meesterlijk in genegeerd wordt, ontkend zelfs, zowel door het hoofdpersonage als door de auteur. Symptomatisch is dat het woord ‘kameraad’ door Petrov enkel gebruikt wordt in zijn voorrevolutionaire betekenis. De Russische criticus Andrej Oeritski schreef hierover in NLO (2007, Nr. 85): ‘De Sovjetmacht is weggegomd, vergeten, van haar is geen spoor of geluid te bekennen. Ze interesseert Vsevolod Petrov niet.’ De auteur is de grootmeester van het escapisme.
 
Kroniek van een liefde
Terwijl oorlog het hoofdthema is van Panova’s Reisgenoten en van Nekrasovs In de loopgraven van Stalingrad, is die in De Manon Lescaut van Tourdeille eigenlijk niet veel meer dan de setting. Het wordt uit de tekst zelf ook niet duidelijk tegen wie gevochten wordt. Meer dan een oorlogsnovelle is het een liefdesnovelle. Daarom draagt het werkje ook als ondertitel ‘Kroniek van een liefde’. In eenendertig korte, gedistilleerde hoofdstukken, schetst het de verliefdheid van een naamloze ik-persoon, te herkennen als een vertegenwoordiger van de voorrevolutionaire Peterburgse intelligentsia, die tijdens de Tweede Wereldoorlog als militair arts tewerkgesteld is in een sanitaire trein. Hij is geen positieve held in de zin van het socialistisch realisme. Hij is een individualist, die zich geen deel voelt van het collectief. Tegenover enthousiasme om te strijde ten trekken voor de Sovjetstaat, stelt hij verlammende doodsangst. Die probeert hij te bezweren met een vlucht in de achttiende eeuw. Wanneer het treinpersoneel zich overgeeft aan gezangen, glipt hij weg om Die Leiden des Jungen Werthers te lezen – uiteraard in het Duits.
 
Zijn vlucht uit de oorlog en uit de Sovjetrealiteit gaat gepaard met een pathetische verliefdheid op Vera Moesjnikova, een aantrekkelijke en kokette droezjinnitsa (in de Tweede Wereldoorlog sloeg de term ‘droezjinnitsy’ op vrijwel ongeschoolde vrouwen die massaal ingezet werden om gewonde soldaten van het slagveld te halen en te verzorgen), in wie hij trekken van de achttiende eeuw ontwaart. Zij doet hem denken aan de Franse koningin Marie Antoinette en meer nog aan Manon Lescaut, de frivole en promiscue heldin van de gelijknamige achttiende-eeuwse Franse schandaalroman. Die associatie is een vloek. Met de Manon Lescaut van Petrov loopt het even slecht af als met die van Abbé Prévost. Maar niet vooraleer de romantische held met haar een tijdloze plattelandsidylle beleeft in het dorpje Toerdej – dat hem Bretons in de oren klinkt, als Tourdeille. Omdat die idylle ooit bestaan heeft, al was het maar voor hemzelf, kan hij ernaar terugkeren wanneer alles is verwoest, als naar een eiland. In de novelle wordt de creatie van dat eiland op mysterieuze wijze aangekondigd:
 
‘De tijd was ietwat schuin gaan lopen: hij verbond het verleden niet met de toekomst, maar leidde me ergens heen.’
 
In het nawoord bij deze novelle (dat een prima voorwoord zou zijn, als het niet zo veel details van de plot verried) legt de emigré Oleg Joerev het belang uit van De Manon Lescaut van Tourdeille, die hij ‘een sleutel tot het raadsel van de Russische cultuurgeschiedenis’ noemt. De novelle gunt ons een blik in de parallelle literaire wereld zoals die onder Stalin bijna onzichtbaar naast de officiële literatuur bestond. Vsevolod Petrov heeft zijn werk nooit ter publicatie aangeboden, maar hij las het wel af en toe voor aan vrienden, op verjaardagen. Zelf was Petrov, die stamde uit een oud adellijk geslacht, afkomstig uit de kring rond de befaamde dichter van de Zilveren Eeuw Michail Koezmin (1875-1936), die in weerwil van de Sovjets de erfenis van het modernisme levend probeerde te houden. Het is onder diens invloed dat Petrov zelf begon te schrijven. Zijn Manon Lescaut van Tourdeille droeg hij ook op aan Koezmins nagedachtenis, waarmee hij aan de lezer of luisteraar ook meteen te kennen gaf niets met de officiële Sovjetliteratuur te maken te hebben. In de jaren dertig was hij bevriend met de avant-gardistische dichters Daniil Charms (1905-1942), Nikolaj Olejnikov (1898-1937) en andere halve en hele oberioeten. Over de eerstgenoemde heeft Petrov unieke memoires nagelaten, waarin hij schreef dat het lot hem had voorbestemd om ‘de laatste vriend van Charms te worden’. De absurdist droeg een van zijn late verhalen uit de bundel ‘Voorvallen’ op aan Petrov.
 
De kringen rond Koezmin en de oberioeten werden opgerold door het lot en de NKVD. Het leven van Vsevolod Petrov ging verder. Voor en na de Tweede Wereldoorlog, waaraan hij vanaf juli 1941 deelnam als militair, verdiende hij zijn brood als werknemer van het Russisch Museum. Hij werkte er als pupil van de befaamde kunstkenner Nikolaj Poenin, die hem voorstelde aan zijn toenmalige vrouw Achmatova. Ten gevolge van beschuldigingen van formalisme en een hetze tegen Poenin, werd Petrovs positie in het Russisch Museum tegen 1949 onhoudbaar. Hij slaagde erin om zich heruit te vinden tot onafhankelijk literator. Hij schreef biografieën van populaire schilders. Onder Chroesjtsjov en Brezjnev groeide hij uit tot een gerespecteerd kunsthistoricus. Nog altijd is zijn magnum opus Mir isskustva (De kunstwereld), over de gelijknamige voorrevolutionaire kunstenaarsbeweging, een standaardwerk voor Russische kunstkenners.
 
Toen het stoffelijk overschot van Vsevolod Petrov in 1978 werd geplaatst naast dat van zijn vader, een beroemd oncoloog, in Komarovo bij Leningrad, kende bijna niemand hem als bellettrist. Maar daarmee was het laatste woord over De Manon Lescaut van Tourdeille nog niet gezegd. Niet voor niets is het motto van deze novelle de dichtregel ‘Nog niet dood is de bekoring’, ontleend aan het gedicht ‘Ja Moezoe joenojoe, byvalo’ (1824) van de romanticus Vasili Zjoekovski. Daarin betreurt de dichter dat de inspiratie hem verlaten heeft. Niettemin is hij hoopvol, want hij wordt beschenen door de ster van het ‘Genie van de zuivere schoonheid’. De geciteerde dichtregel roept automatisch het volgende vers op, tevens de slotregel van het gedicht: ‘Het verleden zal eens herleven’. Het eilandje dat Petrov in volle Stalintijd voor zichzelf en zijn vrienden heeft gecreëerd kan nu ook aan ons ontsnapping bieden.
 
Vsevolod Petrov: De Manon Lescaut van Tourdeille, Editie Leesmagazijn, Amsterdam 2017, 135 p. ISBN 9789491717444 . Vertaling van Turdejskaja Manon Lesko door Pieter Boulogne. Distributie: Elkedag Boeken

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri