Nederlands proza

BOEKEN NR. 8, SEPTEMBER 2018

Owen Donkers: Dryocopus

door Henk Van Viegen

De dryocopus zien (en dan sterven?)! Dat is (niet) de wens van de jonge, Nederlandse schrijver die een droom uit het verleden volgt en zich in Frankrijk vestigt. In Metz, vlak bij de grens met Duitsland, zodat zijn vrouw, een onderzoekster, niet al te ver hoeft te reizen naar haar werk. Hij wil er verder werken aan zijn oeuvre, nu drie romans (net als zijn schepper Owen Donkers), maar komt in de twee jaar dat deze roman duurt, niet verder dan een vaag plan, en een essay over de Jackson-family.  
 
Dat komt door twee dingen. Hij ontwikkelt, door toeval eigenlijk, een enorme liefde voor vogels (kijken). Een heuse studie maakt hij ervan, met zijn Guide en steeds mooiere kijker op dagelijkse wandelingen door de stad en de omgeving. Hij heeft tijd zat, want zijn vrouw, Pauline, maakt lange dagen. De andere kwestie is die van de Franse les. De docente, Céleste, wordt een concurrente van Pauline. Niet alleen is ze vriendelijk en toegankelijk en maakt ze hem deelgenoot van de opvoeding van haar zoon Denis, ze is er, in tegenstelling tot Pauline, nagenoeg altijd. Een schilderij van Friant, ‘Les Amoureux’, waar hij met Pauline voor staat, doet hem denken aan de tijd dat ze er steeds voor elkaar waren: twee geliefden op een brug, een jongen en een meisje, hij herkent zichzelf in de jongen. En: Céleste is Frans! Al in zijn jeugd ontstond het verlangen naar Frankrijk: Frans praten, altijd vakantie, elk schooljaar was een pauze tussen twee vakanties in.
 
Ieder hoofdstuk, het zijn er zes, met steeds een mooie, significante titel, begint met de situatie van het heden: de hij-figuur ligt in zeer benarde en levensbedreigende positie alleen in een bos. Hij is gewond geraakt toen hij met Denis op stap was, die heeft hij nu om hulp gestuurd. We krijgen te horen wat er vroeger, op vakantie in Frankrijk, in zijn ‘studietijd’, in zijn werk in een bioscoop en in de afgelopen twee jaar in Metz is gebeurd. Kernvraag die hij zich stelt: wat als ik nu doodga, op m’n tweeëndertigste, is het genoeg geweest? Stelde mijn leven iets voor? Hij kan nu goed Frans praten en lezen, dat wel. De drie boekjes? Ach. De zwarte specht heeft hij nog niet gevonden, of is het geklop dat hij hoort van deze Dryocopus, afgebeeld op het omslag, misschien de veroorzaker van de catastrofe?
 
Eigenlijk zou hij alleen voor Pauline in leven willen blijven, en dan morgen een nestje met haar ‘hagunnen’. Dat doet Donkers erg leuk, Nederlandse schrijvers, hun leeftijden en titels van en soms een citaat uit hun werk door het verhaal strooien. Hetzelfde geldt voor motieven als Bécauds ‘Et maintenant’, Asterix en Obelix, en The Jacksons. Hij hoort eens een lied van Jermaine Jackson, hij herinnert zich de eerste cassettes met de liedjes van Michael. Halverwege het verhaal sterft die, wat hem ertoe brengt een essay over hem te gaan schrijven, een tekst die echt iets voorstelt. Wat niet al te moeilijk hoeft te zijn, gezien de rotzooi die er verschijnt. Ook een reden om in leven te blijven, je moet er toch niet aan denken dat iemand dat gaat afschrijven, of gaat vertimmeren, zoals Willem Kloos bij Jacques Perk.
 
Het zijn de charmes van dit boek, deze kleine, terugkerende en structurerende elementen, naast natuurlijk die van het vogels kijken. Want uitgangssituatie, opbouw, het huwelijk waarin een van de twee weinig thuis is, de kansen die dit geeft aan de aantrekkingskracht van een ander en de verhouding met de lerares, dat is allemaal bekend werk. Uit de clichédoos is de vrijscène tussen de (verregende) schrijver en de lerares, evenals het gegeven van de auteur die maar niet opschiet met zijn nieuwe boek, maar dat uiteraard met dit verhaal aan het schrijven is.  
 
Het verhaal is - Donkers houdt ervan - opgetrokken uit korte, wat jachtige zinnen, wat wel enigszins past bij de situatie, maar niet veel ruimte biedt aan literaire en beeldrijke hoogstandjes. Maar die zijn er soms ineens dus wel, zoals:  
 
‘Ze was kleiner dan Pauline. Tenger. Als je Pauline openmaakte, als een matroesjka, zou je Céleste aantreffen.’  
 
De stijl krijgt sowieso de zegen van Jan Siebelink, in de aanbeveling op het voorplat.
 
Drie kleine, fijnzinnig gecomponeerde romans binnen kleine verbanden, zoals bijvoorbeeld ook IJsbrood, met autobiografische toets, schreef Donkers na zijn wat bredere, een tikje rommelige en meer geëngageerde debuut. Ze bestormen niet de hemel, maar verschaffen aangename uurtjes.
 
Owen Donkers: Dryocopus, Thomas Rap, Amsterdam 2018, 143 p. ISBN 9789400405059. Distributie Standaard Uitgeverij 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri