‘Ik beschik inmiddels wekelijks over een
aanzienlijke lezerskring, maar weet dat mijn geschrijf niets uithaalt, en schud
over onze toenmalige onnozelheid vertederd mijn wijze hoofd.’ Jean Pierre
Rawie, een van de meest vooraanstaande dichters in het Nederlandse taalgebied,
schrijft wekelijks een column in Het
Dagblad van het Noorden. Aansluitend aan eerder verschenen bundelingen
ervan (Vroeger was alles beter, behalve
de tandarts en Mijn ouders hadden één
kind en een dochter) is er thans Verstrooid
van schoot.
In zijn woord vooraf omschrijft
Rawie zijn boek zo: ‘Ook hier is iemand aan het woord, die in kort bestek zijn
herinneringen aan vroeger alsook zijn bevreemding over een aantal
verschijnselen van deze tijd met u deelt.’ Weemoed kleurt de herinneringen aan
wat voorbij is: Zijn kindertijd en jeugd in Groningen, waar zijn vader als
predikant was beroepen (nadat hij kort voordien als ‘hemelpiloot’,
luchtmachtpredikant, aan de slag was gegaan in Den Haag en later op de basis
Soesterberg). Zijn soms jeugdige overmoed als het erom ging de goegemeente te
verbazen met literaire schrijfsels, die hij vaak opzette samen met zijn kompaan
Driek Van Wissen (1943-2010). De vaak zorgeloze en niet aan allerhande regels
onderworpen uitgaansmogelijkheden (vandaar de titel van het boek: ‘destijds was
iedereen ietwat verstrooid van schoot, en er werd in het nachtlokaal naarstig
gefriemeld, met voortdurend wisselende verbintenissen tot gevolg’).
Ook voor de
actualiteit heeft Rawie oog en oor. ‘Bevreemding’ is hier inderdaad het
sleutelwoord. Zelf is hij nooit het voorbeeld geweest van een volgzame leerling
- ten bewijze hiervan het feit dat hij enkele keren van school werd gestuurd -,
maar dat neemt niet weg dat hij ongezouten zijn mening ventileert over bepaalde
ontwikkelingen binnen het onderwijslandschap. Vaak brengt hij hier op een
subtiele manier het wapen van de ironie in de aanslag. Over de nooit eindigende
drang alles te willen vernieuwen, luidt het: ‘Hoe naarstig men het onderwijs
ook verbetert, je zult altijd lui houden die echt iets willen leren’.
Ook heeft hij het
over de invloed van het internet, op basis waarvan ‘ook lui die beter zouden
moeten weten’ beweren dat ‘kennis achterhaald is’, maar volgens Rawie zijn ‘in
het onderwijs de rampzalige gevolgen dezer opvatting reeds lang merkbaar’. En
over de verengelsing van het onderwijs luidt het in niet mis te verstane
woorden: ‘Heel Nederland, de universiteit voorop, lijdt aan de Engelse ziekte’.
Dat een aantal
stukjes op een directe manier refereren aan typisch Nederlandse toestanden,
verhindert niet dat ook de Vlaamse lezer zijn weg vindt in deze verzameling.
Wat hij bv. schrijft over John Julius Norwich, ‘één van mijn favoriete
eigentijdse geschiedschrijvers’, typeert ten voeten uit zijn eigen aanpak: ‘Hij
is kwistig met anekdotes en treffende details, dat maakt zijn werk voor mij zo
boeiend: de petite histoire, het relaas van menselijke zwak- en dwaasheden,
schurkenstreken en domme vergissingen.’
Jean Pierre Rawie is een gedegen observator van ons
tijdsgewricht. Dat hij erover schrijft in zijn eigen onnavolgbare stijl, kan
alleen het leerplezier verhogen. Zijn vriendin bv. wordt nergens bij name
genoemd, maar in wisselende omschrijvingen heeft hij het over ‘De Jonge Vrouw
Die De Beste Jaren Van Haar Leven Aan Mij Vergooit’. Dat Rawie daarnaast
bewust, zonder hierin te overdrijven, een archaïsche verwoording nastreeft, kan
worden gezien als een ode aan de taal en een regelrecht ingaan tegen taalverarming.
Zoals in het stukje ‘Gekkenwerk’: ‘Mij gewerd een uitnodiging van de Groningse
alma mater een lezing te houden over mijn dichtwerk en deszelfs
totstandkoming.’ Dat de voordracht in het Engels gehouden moest worden…
Jean Pierre Rawie: Verstrooid
van schoot, Amsterdam, Prometheus 2018,
289 p.
ISBN 9789044638455. Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan