Poëzie

BOEKEN NR. 4, APRIL 2019

Anneke Brassinga: Verborgen tuinen

door Dirk de Geest

Naar aanleiding van de toekenning van de P.C. Hooftprijs heeft Anneke Brassinga enige jaren geleden haar poëzie verzameld (en gedeeltelijk herwerkt) in de monumentale uitgave Wachtwoorden (2015). Lezers die haar fascinerende werk nog niet kenden – en dat was een groot publiek – konden via dat mooie boek hun schade inhalen.
 
De dichteres heeft sindsdien niet stilgezeten. Haar jongste bundel, Verborgen tuinen, is in alle opzichten een opmerkelijk hoogstaand geheel. Op elke bladzijde bewijst Brassinga opnieuw hoe uitmuntend zij de finesses van het Nederlands beheerst, niet zo verwonderlijk voor een van de meest vooraanstaande literaire vertalers. Haar taalgebruik is uitermate precies, haar woordenschat bijzonder uitgebreid, haar gevoel voor zinsbouw en ritme omzeggens feilloos. Het lijkt allemaal vanzelfsprekend, maar bij nader toezien zitten deze verzen bijzonder trefzeker in elkaar.
 
Dat raffinement blijkt al uit de openingsreeks, ‘Berlijn, 2014’, die enkele haiku’s bundelt bij foto’s. In amper drie korte regels weet de dichteres de beladen sfeer op te roepen van vervreemding in een stad die maar moeizaam loskomt van haar verleden en niemand onberoerd kan laten. Dat resulteert in observaties die overgaan in meer beschouwende termen, waar sprake is van een verwonde en ronduit lelijke staat, maar evenzeer van de blijvende pijn en de wroeging die met die turbulente geschiedenis verbonden zijn. De beknopte haikvorm dwingt de dichteres tot een uiterst concieze zegging, maar de diepgang van het vers lijdt op geen enkel ogenblik onder die woordkarigheid.
 
In contrast daarmee bevatten de overige reeksen vaak bijzonder uitvoerige, breed uitwaaierende gedichten die eerder associatief dan logisch werken. Die bij momenten haast surrealistische schrijfwijze is in de loop der jaren uitgegroeid tot het handelsmerk van Brassinga. De overvloed aan beelden die daarmee gepaard gaat, resulteert in een bij uitstek magisch universum waarin dingen en natuurelementen een eigen leven gaan leiden, net zoals de mensen. Het beeld van de ‘tuin’, dat hier in tal van gedaanten zijn opwachting maakt, valt dus soms letterlijk te nemen, maar op andere momenten verwijst het naar het universum van de wetenschap, naar wat mensen koesteren en voor zichzelf bewaren (als een besloten hofje) of naar de woekering van het gedicht zelf.
 
Het is uiteraard ondoenlijk om zo’n waaier aan indrukken en beelden te herleiden tot een overkoepelend thema, want ook het dichterlijke ik transformeert voortdurend onder het schrijven. Toch valt op dat een aantal gedichten een zekere sfeer van zachte melancholie met zich meebrengt. De dichteres kijkt terug naar het verleden of naar wat onvolkomen is gebleven. De nakende ouderdom en de vele overleden vrienden en collega-schrijvers zijn daaraan uiteraard niet vreemd: de bundel bevat bijvoorbeeld enkele indringende in-memoriamverzen waarin ook de stijl van de overledenen wordt geïmiteerd als een ultiem eerbetoon. Anderzijds is dat besef van de voortschrijdende tijd ook noodzakelijk om te kunnen genieten van ieder moment, om vooruit te blijven blikken, om via taal dingen te willen vasthouden. In die zin is de overvloed aan woorden ook een scherm dat de dreigende leegte tracht af te dekken. De grote variatie aan woorden en de pathos nemen echter geenszins de indruk weg dat wij hier te doen hebben met een overweldigende dichteres die poëzie tot haar essentie weet terug te brengen. Hoogtepunten zijn er in deze bundel in overvloed, maar zeker de reeks ‘Vergeetplekken’ en de afsluitende gedichten over Boethius en diens vertroosting van de filosofie staan voortaan hoog op mijn lijstje.
 
Anneke Brassinga: Verborgen tuinen. De Bezige Bij, Amsterdam 2019, 98 p. : ill. ISBN 9789403136301. Distributie Standaard Uitgeverij 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri