Hier is de langverwachte biografie van Jan
Greshoff (1888-1971), en dat is een heuglijk feit, niet het minst voor een
scherper zicht op de Vlaamse letterkunde van het interbellum. Greshoff was op
zijn zachtst gezegd alomtegenwoordig. Journalist, dichter, prozaïst van
(vooral) egodocumenten en een woelwater die, aldus uitgever Sander Stols, met
zijn talloze ideeën tientallen uitgevers richting het faillissement kon
drijven. Toegegeven, zijn naam klinkt bij hedendaagse lezers niet meer als een
klok, maar literatuurhistorici weten maar al te goed dat zonder Jan Greshoff
het verhaal van de Nederlandse letterkunde er helemaal anders had uitgezien.
Deze biografie – een meesterstuk pur sang – is een must voor wie zich met de
moderne Nederlandse letterkunde wenst bezig te houden.
Jan Greshoff was, aldus biografe
Annemiek Recourt, vooral een literair promotor: ‘Wie in de eerste helft van de
twintigste eeuw een manuscript in zijn bureaulade had liggen, wendde zich bij
voorkeur tot Jan Greshoff.’ Immers: ‘Niemand kon zó spontaan aansporen en gul
bewonderen als hij.’ Greshoff bewoog zich dan ook op vele letterkundige
kruispunten: bevriend met J.C. Bloem, A. Roland Holst, E. du Perron en Menno
ter Braak –de onvolprezen Forum-generatie – maar ook met flink wat Vlaamse
literaire grootheden in spe, onder wie Karel van de Woestijne, Willem Elsschot
en Jan van Nijlen. Elsschot droeg Kaas
op aan Greshoff. Van Nijlen wijdde nagenoeg zijn hele oeuvre aan hem. Zou er
zonder Jan Greshoff sprake geweest zijn van Elsschot of Van Nijlen? Of van de
zo vaak vergeten prozaïst Joris Vriamont? Of – sterker nog – van Angèle
Manteau? Zij was het kindermeisje toen de Greshoffs in de zomer van 1927 voor
langere tijd neerstreken in Brussel. Geen Manteau zonder Greshoff, en dat wil
best wat zeggen.
Er zijn er enkele die geprobeerd hebben het meanderende leven van Jan
Greshoff in geschrifte vast te leggen. Er zijn, nog voor dat van Annemiek
Recourt, doctoraten over opgestart. Het mocht niet baten. Het leek wel alsof de
held van de biografie zijn biograaf veel te vaak te snel af was. Intussen
verschenen her en der levensverhalen van auteurs en andere bevoorrechte
getuigen van het bestaan van Jan Greshoff: van Willem Elsschot, A. Roland
Holst, E. du Perron, Menno ter Braak, J.C. Bloem, Jan van Nijlen en Karel van
de Woestijne (jawel, Greshoff is een tijdlang vrij student geweest toen de
beroemde Gentenaar in zijn thuisstad Gent literatuur doceerde). Met andere
woorden: zo’n Greshoff-biografie mocht toch niet al te lang meer op zich laten
wachten. Het ijzer smeden…
Maar dat deze lus zoveel tijd in beslag heeft genomen,
heeft uiteraard zijn redenen. Wat heeft deze man niet allemaal op touw gezet?
Waar was hij niet bij betrokken? Welke buitenlandse grootheid heeft hij in ons
taalgebied niet geïntroduceerd? Hij kwam uit een scheepvaartgeslacht maar wist
zich uit die Zeeuwse omknelling los te wrikken, ondanks de veelkantige
tegenwerking van zijn moeder, een bazig vrouwmens waar ook Greshoffs goede
vrienden zich later aan zouden ergeren. Maar vooralsnog was Jan de genereuze
vriend – is hij altijd gebleven – die zijn vrienden in nood als geen ander wist
bij te staan. Want de beweeglijkheid die zij – Bloem, Van Nijlen en anderen –
ontbeerden, had Greshoff ten overvloede.
In de persoon van Aty Brunt vond
Jan Greshoff de op zijn maat gesneden echtgenote: belezen, vergelijkbare
interesses, sociaal en literair beslagen. Zij steunde haar man in zijn vele
initiatieven en experimenten. En die waren dus ontelbaar: hij startte de
bloemlezing Het Jaar der dichters op,
gaf gestalte aan het tijdschrift De Witte
Mier, stak van wal met de bibliofiele uitgaven van de inspirerende reeks De Zilverdistel… Met zijn eigen
gedichten daarentegen wilde het aanvankelijk niet zo goed lukken, want het
tijdschrift De Beweging van de onaantastbare
Albert Verwey dat hij voor zijn eigen poëzie voor ogen had, weigerde zijn
inzendingen systematisch. Dat weerhield hem er niet van om als dichter te
debuteren. Heel wat dichtbundels zouden volgen. Maar vooral de memoires van
Greshoff en zijn ontelbare journalistieke bijdragen vormen de kroon op zijn
werk.
Bovendien
presenteren Greshoffs leven en werk een geprononceerde visie op het
veranderende Europa van die tijd, vooral dan de jaren van het interbellum. Het
is het relaas van een aanpassing van de geesten ook, vooral dan bij Greshoff en
heel wat personen uit zijn entourage. Het is genoegzaam bekend dat,
bijvoorbeeld, de Italiaanse dictator Mussolini in de eerste helft van de jaren 1920
op nogal wat bijval oogstte bij een aanzienlijk deel van de Nederlandse
intelligentsia. Van het doen en laten van de duce werd Greshoff nauwkeurig op
de hoogte gehouden door zijn naar Sestri Levante uitgeweken vriend, de
romancier Arthur van Schendel. In De
Witte Mier steekt Greshoff zijn bewondering voor Mussolini niet onder
stoelen of banken. Die idolatrie wordt in die jaren nog aangezwengeld door de
jonge edelman Giacomo Antonini, zoon van een Italiaanse officier en een
Nederlandse moeder. Met de jaren worden ook deze illusies doorgeprikt, en al zeker
wanneer begin de jaren 1930 Hitler ten tonele verschijnt. Voor Greshoff levert
het angstwekkende uitzicht op een nieuwe wereldbrand de ultieme aanleiding om
het Avondland de rug toe te keren en naar Zuid-Afrika te verkassen, zijn
talloze vrienden achterlatend.
Annemiek Recourt: Moralist van de ontrouw. Jan Greshoff
(1888-1971), Amsterdam, Van Oorschot, 2018, 863 p. ISBN 9789028282315.
Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan