In de Franse literatuur is Aragon (1897-1982)
een geval apart. Een van de meest getalenteerde schrijvers van zijn generatie
en een briljant stilist die, met verbluffend gemak, zijn teksten neerpende. Of
het nu was als gedreven avant-gardist die, in 1919, samen met André Breton en
Philippe Soupault, Littérature, het
lijfblad van Dada op poten zette, of in 1924, met versterking van de dichters
Eluard, Péret en Desnos, het Manifeste du
Surréalisme aan de wereld kenbaar maakte, of in 1930, na een bezoek aan de USSR
en de kennismaking met zijn toekomstige vrouw Elsa Triolet onvoorwaardelijk, en
al even passioneel, communist - en zelfs stalinist - zou worden; Louis Aragon
bleef de literaire wereld van zijn tijd verbazen en ergeren.
Tot hij in de jaren 1960, na in
zijn surrealistische dagen 'de roes van het beeld' te hebben nagejaagd, en
nadien al even fanatiek zou kiezen voor politiek engagement en het
sociaal-realisme in de literatuur, plots overstapte naar een meer reflexieve en
actuele schriftuur, vooral dan in zijn poëzie. Daar waar hij, voordien al, zijn
liefde had uitgesproken voor de literaire traditie, en de vastheid van vorm en
stijl met verve zou verdedigen, ging hij ook meer en meer inhoudelijk de weg op
van de hoofse dichters, de sonnettenschrijvers en de versificateurs uit het
verleden. Universele thema's gesteld in een charmant, bevattelijk en melodieus
idioom dat, in diezelfde naoorlogse jaren, ook het Franse chanson, dat al
evenzeer teruggreep naar de bron, kenmerkte. Het is niet verwonderlijk dat
liedjeszangers als Léo Ferré, Georges Brassens, Jean Ferrat en Isabelle Aubret
teksten van Aragon op muziek hebben gezet. Met de liefde als thema.
En het is die liefde,
in de eerste plaats voor zijn levenslange gezellin Elsa Triolet, die de poëzie
van zijn laatste jaren heeft geïnspireerd. De periode met name waarin ze beiden
een maand door Holland reisden (van 29 juli tot 26 augustus 1963) wat
aanleiding was voor de publicatie in 1964 van De Hollandse reis, maar reeds voorafgegaan door twee andere bundels
uit de Elsa-cyclus, Le fou d'Elsa
(1963) en Il ne m'est Paris que d'Elsa
(1964). Bundels die zowel de utopie van de liefde tot onderwerp hebben als een
ode aan de geliefde zijn, alle gekenmerkt door de vereenvoudiging van de poëtische
taal.
Tussen
hoop en idealisering, tussen angst en vrees bewegen de emoties in De Hollandse reis. Bij 'Het vertrek' al
klinkt het:
'Wat
ik van je zeg is slechts geschilderd licht
Mom van liefde
geschetste geur' en 'Woorden als palm en hand hoe schamel ze zijn
Voor
het geluk dat je mag strelen'.
In 'Augustus drieënzestig’ heet het: 'Wij noemen het
Holland / Dit gesmokkelde land / Tussen regen en vlagen', want de zomer is nat
en kil als ze Wassenaar binnenrijden en tot hun verbazing bemerken dat 'De
huizen in Holland zijn / Helemaal open voor het licht / Alles staat er zo in
het zicht / Dat je vrij binnen kunt kijken'. Op weg naar het Rotterdam van
Erasmus reizen ze in het landschap van Meindert Hobbema: 'De bomen de vlagen /
De schaduw de kat / Een moment voordat / Het hart stopt met slaan'. In
Amsterdam maken ze kennis met de smalle straten van de oude stad:
'Langs de voetpaden
Vormen de rijen wagens
die elkaar raken eindeloze slaapzalen
Bruggen schepen
die varen
Rood oog en groen oog Eenrichtingsstraten' en 'Zo ook
staat alles in de gracht
Ondersteboven'.
Maar het blijft 'De Rotzomer',
hoewel dit luik veruit de meeste liedjes telt, ook als is de bloemist waar hij
een ruiker voor zijn geliefde wil kopen om halfzes al dicht:
'Zonder bloemen is de nacht alleen
en hoor ik
de wind niet fluiten
Ik draai er niet omheen
Hoe kan
ik mijn liefde nu uiten
Het weer is een splinter in mijn huid
Het
regende het regent nog altijd'.
In 'Het blauw en witte labyrint' slaat de wanhoop in de
liefde toe:
'De wereld is maar een
reusachtig bed en voor ons tweeën te smal
Alleen door de weeklacht
van je mond laat ik me nog leiden
Ach, je ontsnapt me in een droom
voor ik je kan bereiken
En toch mijn prooi dat ik je wekken zou
vrees ik het meest van al'
alsook:
'Hoe zou deze
oneindig hopeloze tederheid mij kunnen baten
Bij elke ademtocht
zie ik in mijn gedachten mijn hele leven weer'.
'Eierland' heeft het eiland
Texel als decor:
'Het eiland dat ik me verbeeld
zijn nevelwazen
De Friese koeien die er grazen
De
oude tumuli en de oevers die zijn afgesleten
Dragen het masker van
het vergeten'.
Zijn angst ook om de gezondheid van zijn geliefde blijft hem achtervolgen:
'Elsa waarom smaakt mijn droom naar zielenstrijd
En de avond naar slapeloze tijd
Zoals waar we ook wonen en
waar de haast ons leidt
Elk oord opvalt door treurigheid'.
Een mooie, melancholische
oogst die zeker ontroert bij deze dichter van de nauwelijks tastbare liefde.
Een dichter ook bij wie de literatuur het soms net iets te makkelijk haalt van
de poëzie.
Louis
Aragon : De Hollandse reis, Uitgeverij Vleugels, Bleiswijk 2019, 128 p. ISBN
9789078627678. Vertaling van Le voyage de Hollande door Katelijne De Vuyst
deze pagina printen of opslaan