De mooie ‘Parnassusreeks’ van de Leuvense
uitgeverij P is onderhand aan haar zeventiende volume toe. In die reeks wordt
het oeuvre in kaart gebracht van verdienstelijke, maar vaak veronachtzaamde
dichters. Ditmaal is Bart Stouten aan de beurt. Naast zijn drukke activiteiten
als radiomaker heeft hij al vele jaren tijd ingeruimd voor het schrijven van
poëzie. Deze verzamelbundel geeft ons de kans daarmee nader kennis te maken, en
als toemaatje is een lijvige nieuwe bundel toegevoegd: ‘Mobieltje met kapitein
Haddock.’
Als
dichter is Bart Stouten alleszins een merkwaardig grensgeval. Zijn werk
balanceert immers voortdurend op de grens van poëzie en proza. Zijn verzen zijn
veeleer verhalen en meditatieve beschouwingen met een doorlopend betoog, dat
evenwel ritmisch wordt onderbroken door de afspringende versregels. Die eigen
toon is al aanwezig in zijn eersteling, ‘Sapporo blues’, waarmee dit boek
opent. Het is een lang relaas, opgebroken in fragmenten, waarin de muzikale
toon en het spel van tonen en tegentonen een belangrijke rol speelt.
Inhoudelijk roept het gedicht een aantal herinneringen uit de jeugd op, maar
het meest opmerkelijk is de ontmoeting met een Aziatische jongen die de
atoombom heeft overleefd. Leven en dood zijn zo van meet af aan nauw met elkaar
verweven; ook dat heeft autobiografische wortels, want Stouten verloor als kind
zijn ouders bij een verkeersongeval. De tekst verspringt dan ook voortdurend
van verleden naar heden en terug. Het verblijf in het Japanse Sapporo toont
eveneens de dubbelzinnigheid van de Oosterse cultuur. Onder de ogenschijnlijke
rust en harmonie gaan evenzeer conflicten schuil, en de combinatie van traditie
en hedendaagse drukte vormt daarvan een sprekend symptoom.
In feite zijn daarmee de
contouren van het hele oeuvre van Stouten al vastgelegd. De dichter probeert
onophoudelijk inzicht te verwerven in zijn eigen bestaan en in de hectische
wereld rondom zich. Hij is een eeuwige reiziger, letterlijk zowel als
figuurlijk. Letterlijk is Stouten een globetrotter, en in tal van gedichten
roept hij buitenlandse ruimten op, zowel steden als landschappen, zowel Amerika
als Azië. Dat ‘andere’ doet tegelijk vertrouwd aan en erg vreemd, en net die
tweespalt dwingt het ik ertoe om zichzelf te onderzoeken. In dat verband valt
overigens op hoe de dichter zichzelf vaak ontdubbelt tot een ‘jij’ en zo met
zichzelf (en de lezer) in gesprek treedt. Tegelijk probeert hij ook tot meer
algemene inzichten te komen wat aan deze poëzie vaak een aforistisch karakter
verleent.
Die
combinatie van concrete details en meer filosofische overwegingen zorgt voor
een krachtige lyriek, ook al is Stouten op andere plaatsen soms nogal
breedvoerig. De dichter wordt overstelpt met indrukken en vragen, en
daarbovenop etaleert hij ook een enorme culturele bagage, literair, artistiek
en muzikaal. Het schrikt sommige lezers wellicht af, maar het is tegelijk de
manier waarop de dichter zelf zijn inzichten tracht te verwoorden, het
hier-en-nu tracht te overstijgen tot een breed perspectief dat bij momenten
duidelijk religieuze contouren aanneemt en pleit voor een grote
ontvankelijkheid ten opzichte van wat de mens overstijgt. In zijn nieuwe bundel
‘Mobieltje met kapitein Haddock’, waarmee deze uitvoerige bloemlezing afsluit,
komt die thematiek op de meest transparante manier aan bod. In leesbare
gedichten wordt het zelfonderzoek gekoppeld aan beschouwingen over de wereld en
de liefde. Het resultaat zijn vaak intieme gedichten die zich echter nooit
afsluiten van de wereld. Stouten toont de menselijke kwetsbaarheid maar ook de
weerbaarheid op een intense manier.
De bundel wordt ingeleid door
Stefaan van den Bremt.
Bart Stouten: Onder de avondklok van de liefde. Bloemlezing
uit eigen werk (2002-2018), P, Leuven 2018, 184 p. ISBN 9789492339560
deze pagina printen of opslaan