Het
nabestaan van Anna Portier is het zeer geslaagde
debuut van Judith Maassen. Een belangrijk thema in het boek is ‘verdwijnen’. Al
op jonge leeftijd wordt de hoofdpersoon Anna hiermee geconfronteerd als haar
vader van de ene op de ander dag spoorloos verdwijnt. Ook in haar volwassen leven
wordt haar niets bespaard: haar geliefde Stefaan sterft jong aan kanker. Het
nabestaan in de titel kan geïnterpreteerd worden als het bestaan dat Anna leidt
als nabestaande van hem. In dit (na)bestaan specialiseert Anna zich zelf ook in
het verdwijnen. Ze maakt er zelfs haar baan van: als ghostwriter is het haar
taak om zichzelf zo onzichtbaar mogelijk te maken. Maar soms wordt duidelijk
dat verdwijnen eigenlijk al langer als een rode draad door Anna’s leven loopt:
als kind speelde ze bijvoorbeeld zo goed verstoppertje dat ze zelden door de
andere kinderen werd teruggevonden.
Alles verandert als Anna op
sterven ligt. Dit is het moment waarop ze echt voor altijd zal verdwijnen. Pas
dan begint Anna te twijfelen of ze dat wel wil. Ze probeert haar leven op
schrift te stellen om zo na haar dood toch niet volledig te verdwijnen. Hier
blijkt de tweede mogelijke interpretatie van de titel: het nabestaan van Anna
Portier kan ook geïnterpreteerd worden als het voortleven van Anna na haar dood
via haar schrift. Maar lukt het haar om iets op papier te krijgen? En wat
gebeurt er na haar dood met wat zij geschreven heeft?
Maassen heeft haar boek
ingedeeld in vier delen. In de eerste delen wordt het verhaal via de ogen van
Anna verteld. In de laatste delen, als Anna steeds meer aan het ‘verdwijnen’
is, wordt dit afgewisseld met het perspectief van haar broer. Elk deel heeft
een in eerste opzicht redelijk abstracte titel, zoals ‘Heel even heel’. Deze
titel komt echter altijd terug in de tekst en krijgt daarbij meer betekenis. Zo
staat in het deel ‘Heel even heel’: ‘Voor zichzelf bestaat ze uit delen die
niet in elkaar passen. Een puzzel met gaten. [...] Is het daarom dat een mens
zo graag gezien wil worden? Omdat je dan even denkt dat je heel bent?’
Door de vier delen
lopen als een rode draad verschillende motieven. Het belangrijkste ervan is het
verdwijnen, maar er zijn meer zaken die steeds terugkeren. Zo krijgt Anna van
haar vader kort voor zijn verdwijnen een boormachine. Deze houdt ze haar hele
leven bij zich en ze boort bijna dwangmatig gaten. Via die gaten maakt ze haar
aanwezigheid toch kenbaar: ‘Ik ben hiieerrr, dacht ze, terwijl ze het gaatje in
de muur bekeek.’ Ook de relatie tussen kunst en leven wordt meermaals besproken.
Anna en Stefaan gaan ervan uit dat kunst kan laten zien hoe het leven écht is,
maar na de dood van Stefaan verandert Anna’s idee: een schrijver kan niet alles
écht laten zien. Als ghostwriter komt Anna geleidelijk echter weer tot een
andere visie: ‘De werkelijkheid was net zo goed verzonnen.’
Al met al, is Maassens debuut
een origineel verhaal dat er vooral uitspringt door een goed doordachte opbouw
waarin voortdurende nieuwe verbanden zijn te ontdekken. Ze hanteert hierbij een
korte en heldere schrijfstijl, met verschillende zinnen die zo als aforisme in
een lijstje kunnen, zoals: ‘Elke verhouding draagt vanaf het begin de barst
waarop hij zou breken’ en ‘Hoe mooi je het tijdens je leven ook voor elkaar
had, als je dood was woonde iedereen in een horizontale flat.’
Judith Maassen: Het
nabestaan van Anna Portier, Querido, Amsterdam 2019, 223 p. ISBN 9789021416670.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan