In 2012
mochten we van Pieter Borghart een Inleiding
in de Nieuwgriekse literatuur verwelkomen in ons taalgebied en dat werd misschien
wel eens tijd. De vorige dateerde uit 1921 en er was wel wat gebeurd intussen.
Met Seferis en Elytis werden twee Grieken Nobelprijswinnaar, er was internationale
weerklank voor Kazantzakis door de verfilming van zijn roman Zorbas en de Griekse poëzie genoot ruime
belangstelling door de protestsongs van Theodorakis. En dat zijn maar drie
voorbeelden.
Borghart
zorgde voor een academische insteek door zijn volledigheid en de uitgebreide
bibliografie, maar hield het tegelijkertijd toegankelijk. Alle werken worden
inhoudelijk kort besproken en ruim toegelicht, hier en daar met originele
fragmenten, gevolgd door een vertaling. Door zijn aanpak is het ook een
aanrader voor wie niet meteen vertrouwd is met de materie. Hij heeft namelijk
ook ruime aandacht voor de maatschappij waarin die literatuur tot stand kwam. Wie
historische interesse heeft, wordt na de oudheid vooral goed bediend als het
gaat over westelijk Europa, maar over de boeiende ontwikkelingen voorbij het
Italisch schiereiland wordt meestal gezwegen.
Men moet zich altijd hoeden voor
een teleologische visie op de geschiedenis, alsof de loop van de geschiedenis
in één voorbestemde richting gaat, maar soms lijkt het erop dat in Griekenland
het laatste decennium alle losse eindjes van een paar eeuwen geschiedenis zijn
samengekomen. De Grieken hadden bijvoorbeeld altijd al het gevoel dat ze niet konden
opboksen tegen de hoge verwachtingen die hun voorouders gewekt hadden - het
zijn ook ruime schoenen om te vullen. Er heerste in Griekenland ook steeds een
spanning tussen een nationalistische reflex en een open kosmopolitisme, tussen
zich terugplooien op de eigen regio, maar toch verbondenheid voelen met de rest
van de wereld als volk dat zich over heel die wereld verspreid heeft. En dan is
er nog de voortdurende strijd om de overheidsfinanciën op orde te houden: sinds
de onafhankelijkheid in 1830 ging het land al meerdere keren failliet en de
Griekse overheidsinstellingen laten zich eerder kenmerken door cliëntelisme dan
door een grote efficiëntie.
Al die motieven kwamen samen op het einde van het vorige
decennium. De kredietcrisis die over de oceaan begonnen was, kreeg de Griekse
economie in haar greep en toen het duidelijk werd dat de overheid jarenlang de cijfers
te rooskleurig had voorgesteld, namen ook de financiële markten het land in het
vizier. Het betekende het einde van een gouden periode waarin Griekenland zich
zorgeloos waande, geholpen door de lage rente op kredieten die vlotjes
verstrekt werden door Europese banken. De oude haat voor ‘Europa’ en de
trauma’s van de Tweede Wereldoorlog flakkerden weer op toen de eurozone, vanuit
Grieks perspectief ‘de Duitsers’, zich strikt opstelde en de gehate trojka
slechts onder strenge voorwaarden noodkredieten toekende. De regering van
extreem links en nationalistisch rechts kon, ondanks voorafgaand
spierballengerol, de ontwikkelingen slechts ondergaan en misschien wel terecht stelde
men zich de vraag gesteld in hoeverre Griekenland nog soeverein opereerde. De
erkenning van de benaming ‘Noord-Macedonië’ voor wat voorheen ‘De Voormalige
Joegoslavische Republiek Macedonië’ werd genoemd, is voor velen een triest
orgelpunt in een lange reeks vernederingen.
Als je zoveel aandacht hebt voor
de context waarin literatuur ontstaat, dan smeken de ontwikkelingen van dat
laatste decennium natuurlijk om een vervolg van je literatuurgeschiedenis. Pieter
Borghart had plots extra tijd (waar een knieblessure en een vrouw met een
drukke job al niet goed voor zijn) en besloot die nuttig te besteden. Zijn
eerste versie telde acht hoofdstukken waarin de tendensen en hoogtepunten van
proza en poëzie sinds de 12de eeuw werden besproken, met hun invloed op en
beïnvloeding door vroegere en latere werken, in het Grieks en in andere talen. Die
acht hoofdstukken zijn behouden, maar hier en daar bijgewerkt. Soms zijn het
slordigheden die weggewerkt werden of werd ‘recentelijk’ vervangen door ‘de
afgelopen decennia’, maar even goed werden enkele stukken diepgaander
uitgewerkt. Vooral het laatste hoofdstuk, over de recente tendensen en het
postmodernisme, werd fors uitgebreid, met meer aandacht voor literatuur van
Grieken in de diaspora of werk in het Engels, maar geschreven door Grieken.
Het
is geen sinecure om met zo weinig afstand in de tijd een overzicht te maken van
de productie sinds de uitgave van 2012. Er verschenen al enkele romans die pogen het ‘proza
van de crisis’ een stem te geven, maar het resultaat is wisselend van kwaliteit
en eigenlijk is er tot nu toe slechts een die boven het maaiveld uitsteekt, De uiterste vernedering van Rea
Galanaki. In meanderende stijl volgt ze twee oude dames die niet alleen een
tocht maken door het Athene van 12 februari 2012, een nacht van zware rellen
tegen de ‘austerity’, maar omwille van hun eigen levensloop ook de hele recente
Griekse geschiedenis meetorsen.
Poëzie speelt korter op de bal en toont daarom nu al een gevarieerder
palet, al zien we veel thema’s terugkeren: een onbestemd gevoel van dreiging,
omgaan met armoede, worstelen met de erfenis van het klassieke Griekenland of
kritiek op de powers that be,... Ze krijgen in het licht van de crisis een
extra lading krijgen en vormen daarom een mooi orgelpunt.
Borghart durft dit laatste
hoofdstuk nog geen gewichtiger classificatie geven dan ‘epiloog’, en meer kan
je het op dit moment inderdaad nog niet noemen. Hij geeft zelf al aan dat de
historische afstand nog te klein is om gefundeerde uitspraken te doen en laat
het aan de komende generaties om het kaf van het koren te scheiden, en dat
klopt. Iets zegt ons dat hij, als eens het stof is gaan liggen, ook zelf een
poging zal wagen. Waarschijnlijk is dit dus eerder editie 1.1 en hopelijk
krijgen we over nog eens tien jaar een geheel herwerkte 2.0 te lezen.
Pieter Borghart: Inleiding
in de Nieuwgriekse literatuur. Van de 12de tot de 21ste
eeuw. Skribis-Ta Grammata, Gent 2018, 395 p. ISBN 9789492944153
deze pagina printen of opslaan