Poëzie

BOEKEN NR. 5, MEI 2019

Jos Stroobants: Brievelings, dievelings, lievelings

door Dirk de Geest

Jos Stroobants is een gelegenheidsdichter in de beste betekenis van dat woord. Zijn poëtische productie (die ondertussen een dozijn bundels beslaat) is niet meteen ingegeven door grote structuren of een ambitieus project. Poëzie schrijft hij omzeggens in de marge van het leven, opvallend vaak naar aanleiding van specifieke gebeurtenissen. In zijn jongste bundel gaat het zelfs hoofdzakelijk om dergelijke gedichten, geschreven voor vrienden of bij bepaalde gebeurtenissen (zoals de jaarlijkse Gedichtendag). Toch slaagt de dichter erin om aan die losse verzen een soort van innerlijke samenhang te verlenen. Dat komt vooral doordat hij geliefkoosde thema’s vaak herneemt.
 
Allereerst valt op hoe Stroobants kiest voor een warm taalgebruik. Heel wat verzen zijn nadrukkelijk opgevat als ‘brieven’, als teksten waarin iemand wordt aangesproken. Dat draagt ertoe bij dat de lezer zich meteen empathisch opstelt en als het ware deelachtig wordt aan de ontboezemingen van de dichter. Daarenboven gaat die intimistische toon gepaard met een groot gevoel voor de ritmiek en de klankrijkdom van de taal. Die muzikale dimensie is overigens allerminst een toeval; zo bevat deze bundel gedichten die werden geschreven bij de muziek van onder meer Mahler en Schubert.
 
De gedichten zijn thematisch ondergebracht in drie samenhangende afdelingen die verwijzen naar de titel van de bundel. De eerste reeks presenteert een aantal gedichten die brieven willen zijn, zonder dat ze evenwel aan een concrete persoon geadresseerd werden. Het betreft vooral meditaties die mee gedragen worden door herhalingen en een grote muzikaliteit. De dichter gaat erin op zoek naar grenservaringen, naar de mogelijkheden van een beter bestaan; de poëtische taal blijkt bij uitstek een geschikt middel om de utopie, de liefde, de ontgrenzing van het ik suggestief op te roepen. In de tweede afdeling verloopt dat zelfonderzoek via de confrontatie met andere kunsten: de muziek en de beeldende kunst. 
 
Daarbij gaat het Stroobants niet meteen om een soort van fotografische weergave van wat wordt uitgebeeld, maar om de menselijke getuigenis die hij in het werk meent terug te vinden. Dat resulteert bijvoorbeeld in een brief aan Lenny, de dirigent Leonard Bernstein, bij een concert van Mahler. De staatsieportretten in het Leuvense stadhuis vormen evenzeer een confrontatie tussen de afgebeelde grootheden en de toeschouwer, iets wat in feite ook geldt voor de manier waarop de dichter materiaal van Ensor, Spilliaert en Permeke vorm geeft in zijn verzen. Wat telt, is de manier waarop mensen uit andere tijden en levens, door het unieke medium van de kunst, de onderlinge afstand even kunnen overbruggen. Die ontmoeting is niet enkel een anekdotisch gegeven maar ook een model voor het menselijke bestaan in deze hachelijke tijden.
 
Datzelfde geldt zo mogelijk nog meer voor de slotafdeling waarin geliefden en bekenden worden toegesproken en de dichter eveneens een balans opmaakt van zijn eigen verleden. De blik naar de toekomst blijkt getekend door eindigheid en het nakende afscheid (of, in de in-memoriamgedichten, het voorbije vaarwel), maar tegelijk is de dichter allerminst pessimistisch. De levenskracht blijft onverminderd, en het geloof in de ander (en uiteindelijk ook in zichzelf als mens en dichter) blijft onaangetast. Het is een waardevolle boodschap die hier in intimistische maar tegelijk aansprekende verzen met verve wordt vertolkt.
 
Jos Stroobants: Brievelings, dievelings, lievelings. Leuven 2018, P, 43 p. ISBN 9789492339522 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri