Wout
Vlaeminck werkt aan de heruitgave van een aantal romans die eerder verschenen
zijn en nu, onder de druk van de alomtegenwoordige snelheid waarmee de
romanproductie van fenomeen naar fenomeen hotst, totaal in de vergetelheid
dreigen te verzinken. Eerder al verscheen een heruitgave van Hoe heette de
hoedenmaker van Loeki Zvonik. In zijn nawoord bij Ik, blanke kaffer
schrijft Vlaeminck: ‘Ik, blanke kaffer
ligt begraven onder het kleine restje rode stof dat de koloniale literatuur in
de Vlaamse letterkunde achterliet, maar is klaar om eindelijk opnieuw gelezen
te worden.’
De
koloniale roman, in Vlaanderen best aan te duiden met de term Kongo-roman,
kende in de jaren zestig van de voorbije eeuw een sterke opbloei. Denken we
maar aan auteurs als Jac. Bergeyck, Daisy Ver Boven, André Claeys, Mireille
Cottenjé, Raf van de Linde, Jan Van den Weghe, Gerard Soete (die toen nog
publiceerde onder het pseudoniem Geert van Puthen)… en natuurlijk Jef Geeraerts,
die in 1962 debuteerde met Ik ben maar een neger en daaropvolgend o.m.
nog Het verhaal van Matsombo (1966) en het ophefmakende Gangreen 1. Black Venus (1968) zou
publiceren.
Het
is wel opmerkelijk dat Vlaeminck de roman van Brondeel in zijn nawoord in de
eerste plaats benadert vanuit het tegenlicht dat hij vormt met Black Venus. Een wat bredere situering
in de context van de Afrika-literatuur had hier voor dieper inzicht kunnen
zorgen. Wat enigszins ook verwondert, is het feit dat Vlaeminck de roman, die
Brondeel publiceerde in 1971, loskoppelt van diens in 1967 - en dus nog voor Black
Venus -- verschenen debuutroman Dagboek
van een nacht. De parallellen die te trekken zijn tussen de twee
Brondeel-romans zijn overduidelijk: net als Dagboek
van een nacht is Ik, blanke kaffer
meer dan een Kongo-roman in de gebruikelijke zin van het woord.
Brondeel gebruikt Kongo en de niet te ontkennen
autobiografische details die erin verwerkt worden, als kader voor stevig
gefundeerde en diepgravende psychologische analyses. Adriaan Cafmayer, de
vertellende ik-figuur uit Ik, blanke
kaffer is ontegenzeglijk een variant op David Arens, hoofdpersonage in Dagboek van een nacht. Het gevoel van
ontworteling dat Arens wel aantastte, maar tot op zekere hoogte nog werd
getemperd doordat hij kon terugvallen op zijn gezin, grijpt Cafmayer zo sterk
aan dat het uitgroeit tot haat. Bovendien wordt deze trieste held meegesleept
in een persoonlijke crisis: zijn vrouw, die hem geen kinderen kon schenken,
gaat ervandoor met een andere man en gebroken keert Cafmayer terug naar zijn
geboortestreek. Wout Vlaeminck schrijft terecht:
‘Met niet-aflatend cynisme en wrange humor brengt Brondeel
een complex personage tot leven, dat voortdurend op zoek is naar liefde,
erkenning en geborgenheid – maar altijd weer op de wreedheid en het verraad van
anderen opbotst en uiteindelijk in machteloze woede roekeloos om zich heen gaat
slaan.’
En
waar de lezer van nu ongetwijfeld ook mee akkoord kan gaan: ‘[Brondeel] schetst
een indringend en ontluisterend beeld van Belgisch-Congo medio jaren vijftig.’
Dat Ik, blanke kaffer nu weer, zowat een halve eeuw na de eerste
publicatie ervan, ter beschikking is komen te staan van de moderne lezer,
schrijf ik graag toe aan de waarde van Brondeel als auteur én aan de
inspanningen die Wout Vlaeminck zich heeft getroost om het boek weer onder de
aandacht te brengen.
Paul Brondeel: Ik, blanke kaffer,
Vrijdag, Antwerpen 2019, 144 p. ISBN 9789460017339. Distributie Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan